"In de grote literaturen is het vrij gemakkelijk, tientallen en zelfs honderden titels van boeken te noemen, die het boek en de boekhandel tot motief hebben. In de Nederlandse letterkunde zijn dergelijke boeken uiterst schaars. Blijkbaar waren noch het leven van de boekhandelaar of antiquaar noch de avonturen van verzamelaars noch die der boeken zelf aantrekkelijk genoeg om tot inspiratiebronnen voor de literatuur te dienen. Reden te meer om bij de honderdste verjaardag van een dezer zeldzame Nederlandse boeken over boekhandelaren even stil te staan".
Gumbert - 'Halu' (voor intimi) - schreef in een tijd dat er nog geen computer, internet of gedigitaliseerde bronnen waren. Sindsdien zijn er weer 70 jaar verstreken en wil ik, net als hij destijds, maar dan geïllustreerd en met hyperlink-verwijzingen stilstaan bij deze curieuze uitgave die bij veel boekenverzamelaars, antiquaren en bibliofielen bekend is. Daar is bovendien ook aanleiding voor, want ik raadpleegde natuurlijk met goede reden het artikel van Gumbert in Folium.
Net als vele andere bibliofiele verzamelaars ontvang ik regelmatig digitale nieuwsbrieven en mededelingen van diverse antiquariaten uit het binnen- en buitenland. Onlangs was dat een bericht met aanwinsten van het Groningse antiquariaat "Artistiek Bureau", gerund door Nick ter Wal.
Tussen al dat lekkers zat ditmaal zowaar: "Octavius Kwarto. Schetsen en fragmenten vóór en achter de toonbank, Uit de nagelatene papieren van een ongelukkig boekverkooper" (Amsterdam, 1853). Het betrof een exemplaar gebonden in 20ste eeuwse privéband met behoud van het oorspronkelijke omslag uit de bibliotheek van boekengoeroe Piet J. Buijnsters (1933-2022). Bijna had ik het gekocht maar ik aarzelde omwille van de conditie versus de vraagprijs. Een andere liefhebber was sneller en zo bleef ik zitten met lege handen en een onvervuld verlangen. Toen ik echter kort daarop wederom bericht ontving van "Artistiek Bureau" waarin deze uitgave nogmaals (!) werd aangeboden, aarzelde ik geen moment. Ditmaal ging het om een goed bewaard gebleven exemplaar gebonden in een contemporain groenlinnen band (zonder het oorspronkelijke omslag), met ex-libris van A.W. Barten (1877-1959) uit wiens bibliotheek ik al eerder een zeldzaam boekje kocht.
Zo belandde deze onbereikbaar geachte bibliofiel heilige graal voor een vriendenprijsje alsnog in mijn bibliotheek. En omdat ik altijd graag mijn aanwinsten uitpluis besloot ik om - net als Gumbert destijds - opnieuw de ongelukkige negentiende eeuwse boekhandelaar "Octavius Kwarto" voor het voetlicht te brengen.
Een van de eerste artikelen die ik via de Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren (DBNL) vond betrof het verslag van Frits Vlasveld van een boekenveiling die plaatsvond in december 2000 bij het bekende Utrechtse veilinghuis Beijers. Daaraan ontleen ik het volgende citaat: "Op de avond van 6 december was de veilingzaal veel minder goed bezet dan op die van de goedheiligman. Enkele curiosa vonden hun weg naar de gespecialiseerde handel, zoals de prospectus voor Het Hooglied van Salomo, geïllustreerd door B. van der Leck en P.J. Klaarhamer: f 190 (60/80).
Of het Gedenkboek Keuzetentoonstelling van Hollandsche Schilderkunst met tekst van Jan Veth en uitvoerige illustraties door A.J. Derkinderen. Dit curieuze onvoltooide werk bracht f 700 (400/600) op. Het Album Thijs Maris verkeerde niet in een perfecte staat en verwisselde daarom voor slechts f 700 (400/500) van eigenaar.
Om het merkwaardige boekje toegeschreven aan L.F.J. Hassels, 'Octavius Kwarto. Schetsen en fragmenten voor en achter de toonbank. Uit de nagelaten papieren van een ongelukkig boekverkoper' (Amsterdam 1853), werd fel gestreden. Het is uiteindelijk voor f 400 (100/120) aan een Belg toegeslagen. De in 1994 overleden veilinghouder van Beijers, H.L. Gumbert, schreef er ooit over in Folium (deel 3, p. 58-64) en noemde het één van die zeldzame Nederlandse boeken over het leven van een boekhandelaar. Een complete reeks van het tijdschriftje Folium ging overigens voor f 320 (200/240) naar een nieuwe eigenaar" ("De Boekenwereld" (2000-2001, jrg. 17, blz. 284).
Vierhonderd gulden (excl. veilingkosten) was destijds een flink bedrag en omgerekend thans zo'n zeshonderdvijftig euro. Maar de (oude) boekenwereld was toen nog door het ontbreken van internet een stuk kleiner dan tegenwoordig en de kans op het vinden en kopen van iets merkwaardigs of zeldzaams vaak een kwestie van nu of nooit...
Bijna een kwart eeuw later is deze uitgave nog steeds een curiosum. Behalve de twee exemplaren die onlangs via antiquariaat "Artistiek Bureau" zijn verhandeld zag ik dat ook antiquariaat Fokas Holthuis in zijn catalogus 74 'Kerstlied' (december 2015) een exemplaar aanbood (nr. 62), inclusief een "overdruk van een anoniem artikel over Octavius Kwarto (1953)", ongetwijfeld het stuk van Gumbert.
Kijken we naar de grote (universitaire) bibliotheekcollecties in Nederland, waaronder de KB, dan zien we dat zij alle over een exemplaar, soms meer, beschikken. Alleen de exemplaren in het Allard Pierson, het Stadsarchief Amsterdam en het Rijksmuseum heb ik zelf in handen gehad. De laatste alweer een aantal jaren geleden toen ik met het Nederlands Genootschap van Bibliofielen een bezoek bracht aan de bibliotheek, waar onder meer een gedeelte van de collectie van antiquaar Simon Emmering (1914-1999) voor ons klaar lag. Diens verzameling, met daarin een exemplaar van "Octavius Kwarto", werd beschreven door J.F. Heijbroek in "De Boekenwereld" (2004-2005, jrg. 21, blz. 125).
Het boekje verscheen in het tweede kwartaal van 1853 bij de Amsterdamse uitgever L.F.J. Hassels. Interessant en lezenswaardig is diens vooraankondiging voor de uitgave in het "Nieuwsblad voor den Boekhandel" (3 februari 1853) die u hieronder ziet.
Wie deze aankondiging leest zal niet twijfelen of het betreft een door de uitgever fantasierijk opgetuigde mystificatie. Per testament zou hij door de overledene zijn aangewezen als uitgever van dit werk. Maar in de Burgerlijke Stand is geen overlijdensakte te vinden van "Octavius Kwarto" (een persoonsnaam die onmiddellijk doet denken aan de boekformaten octavo (8°) en kwarto (4°)).
Bovendien bevat het testament: "bepalingen, die mij alleen betreffen, als: dat de gelden en winsten niet behoeven te strekken voor eene nablijvende weduwe of hulpelooze kinderen, maar aan mij behooren; dat de nadeelen moeten gedragen worden door mij, en niet door de confrérie". Het geheel maakt het zeer waarschijnlijk dat het boekje werd geschreven door L.F.J. Hassels zelf. Voor de pas veel later opduikende toeschrijving aan Jan David de Vries (1819-1855), alias 'Asmodée', bekend van het blad "De Hydra" en auteur van o.a.: "De verborgenheden van Amsterdam" (Amsterdam, 1844) zijn (voor zover mij bekend) geen concrete aanwijzingen, laat staan keiharde bewijzen voorhanden.
De oplage van "Octavius Kwarto" is mij onbekend, maar heel groot zal die niet zijn geweest. In een volgend bericht van Hassels in het "Nieuwsblad voor den Boekhandel" lezen we dat er al verschillende bestellingen waren en geeft hij een lijst met bijna honderd namen, onder wie enkele boekhandelaren en twee dames.
Het uitgeversrestant kwam na verloop van tijd terecht bij de Gebr. van der Post. Toen ook hun fondsrestanten eind december 1904 werden geveild bevonden zich daarin nog 31 exemplaren van "Octavius Kwarto". Best opmerkelijk, want het boekje werd op een boekenveiling in 1896 al 'zeldzaam' genoemd, een predicaat dat het sindsdien heeft behouden.
Over de (oranjekleurige) omslag en de typografie schreef Gumbert: "Meer nog dan de titelpagina weerspiegelt de omslag de smaak van de tijd: de vijf regels, die de boektitel hier beslaat, zijn uit vijf volkomen verschillende lettertypen en in verschillende corpsen gezet, plaats van verschijnen en naam van de uitgever nog weer in twee andere, zodat voor de 23 woorden van de titel zeven verschillende, gedeeltelijk bijzonder bizarre typen werden gebruikt. De onderste helft van de omslagtitel wordt door een lithographie ingenomen: de Dood heeft zeis en zandloper even terzijde gelegd om, met zijn opgeheven rechterhand op een hoge boekenstapel steunend, de linkerhand in de zij, een kijkje te nemen in het magazijn van een boekhandel" (blz. 58). De illustratie op de achterzijde van de omslag toont twee boeken.
Net als Gumbert destijds zal ik hier kort de inhoud weergeven. De uitgave (226 blz.) telt vier hoofdstukken: "Octavius Kwarto als kind" (blz. 1), "Als boekhandelaars-leerling" (blz. 43), "Louize" (blz. 89), "Als Principaal" (blz. 130). De eerste drie hoofdstukken zijn weinig interessant en in een paar alinea's samen te vatten.
Octavius Kwarto, lezen we, werd geboren in een Zuid-Hollands dorp, in het gezin van de bloemkoolteler Nepomucenes Kwarto en Appollonia Pleunik. Hij werd vernoemd naar Gaius Octavius (Thurinus), beter bekend als Romeinse keizer Augustus). Op veertienjarige leeftijd werd hij naar A(msterdam) gezonden om bij een boekbinder in de leer te gaan. Drie jaar later werd hij boekhandelaars-leerling bij de heer B. waar hij een kamer betrekt en bevriend raakt met Philip Halster, zoon van een rijke veehandelaar met wie hij veel kattenkwaad uithaalt. Philip heeft echter geen aanleg voor de boekhandel en na een mislukt liefdesavontuur met ene Agatha besluit hij - op aanraden van zijn patroon, en op verzoek van zijn vader - weer huiswaarts te keren. Daarna raakt Octavius bevriend met Stephan, afkomstig uit Gelderland, die op het kantoor van een handelaar in Koffie werkt en in de Scheepstraat woont. Als ze een keer samen naar de opera gaan ontmoeten ze daar de achttienjarige brunette Louise Koopman (Louise met een 's'!) op wie Octavius verliefd wordt. Na afloop van de voorstelling volgen ze Louise (die haar moeder jong heeft verloren en wordt vergezeld door haar vader) naar hun huis. Octavius wil graag met haar in contact komen, maar weet niet goed hoe. Op aanraden van Stephan schrijft hij haar een brief waarin hij bekendt verliefd op haar te zijn. Met zijn liefdesbrief op weg naar de brievenbus ontmoet hij Louise (die vanaf hun eerste ontmoeting ook stiekem verliefd op hem was geworden). Vader Koopman komt al spoedig achter hun verhouding en nadat hij inlichtingen heeft ingewonnen bij de werkgever, dominee en ouders van Octavius stemt hij in met hun relatie. Als Octavius drieëntwintig is en zij twintig, trouwen ze. "Papa had eene welbeklante boekhandelaarszaak voor den nieuwe schoonzoon gekocht, die met zijne jeugdige echtgenoote een fraai huis op eener der grachten betrok om voortaan onder de pompeuse firma van Octavius Kwarto, op zijnen eigenen naam, den boekhandel te drijven" (blz. 129/130). En zo belanden we bij het laatste (vierde) en eigenlijk meest interessante hoofdstuk.
Octavius is nu eigen baas van zijn boekwinkel en besluit om ook uitgever te worden. Vooral titeluitgaven (die hij als 'nieuwe uitgaven' op de markt brengt) komen bij hem uit. Hij wordt lid van "een gezelschap zoogenaamd ter bevordering van de belangen des Vaderlandschen Boekhandels" (lees: de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels) en viert regelmatig met collega's feestjes waarbij hij te veel wijn drinkt. Ondertussen verwaarloost hij zijn bedrijf en besteedt te weinig aandacht aan zijn vrouw. Inmiddels is hij achtendertig geworden en lopen de schulden op. Hij moet gedwongen kleiner gaan wonen en om extra inkomsten te verwerven start hij een leesbibliotheek. Daar krijgt hij de meest zotte vragen naar bepaalde boeken. Feitelijk is dit het meest interessante gedeelte van het boek (blz. 170 t/m 174) omdat hier beschreven wordt naar welke boeken en genres destijds vraag was en wij daarmee enig inzicht krijgen in de toenmalige leescultuur.
Vervolgens lezen we over mevrouw Warders, de vermogende, alleenstaande en zingende (over)buurvrouw en komt Octavius erachter dat zijn vriend Stephan - die haar bij een tante heeft ontmoet - in het geheim op haar verliefd is en haar heeft bezocht. Een huwelijksaanzoek werd echter afgewezen, want mevrouw Warders wil een man met blauwe ogen! Tot slot worden we nog geïnformeerd over Octavius als keihard en gevoelloos uitgever toen hij broodschrijvers achter de broek zat om op tijd en voor weinig geld hun kopij in te leveren. Zo wordt schrijver G. door Octavius onverwachts bezocht in zijn morsige krotwoning waar zijn vrouw ziek in bed ligt. Hij belooft Octavius om zo spoedig mogelijk te leveren en ontvangt daarvoor een klein honorarium dat gezien zijn omstandigheden te weinig is om alle nood te lenigen en dus spoedig op is. Terwijl zijn zieke vrouw thuis op hem wacht pleegt hij radeloos zelfmoord door zich te verdrinken in een gracht. Zijn vrouw ondertussen, ongerust geworden door het wegblijven van haar man, probeert ziek als zij is op te staan maar valt flauw en raakt met haar hoofd de tafel. Twee dagen later wordt het lijk van haar man gevonden en nadat zijn vrouw dat heeft vernomen overlijdt ook zij aan haar verwondingen. Octavius hoort het verhaal pas later en erkent dat de ellende die bij de schrijver werd geleden boven alle beschrijving was. Hij verwijt zichzelf niets. "Ik heb er aan gedaan wat ik konde. - Was ons publiek genegen, om de werken van Hollandsche auteurs in die zelfde mate te koopen als die van de buitenlandsche schrijvers, dan kon men meer doen en de armoede zou hier minder gezeteld zijn; maar, helaas! het is niet anders.".
De laatste jaren verlopen rustig, Octavius bezoekt regelmatig een koffiehuis waar men hem voorziet van een pijp, thee en de Haarlemsche Courant, zo gevouwen dat zijn oog meteen op de advertenties valt. "Doch in de dagen, dat het den uitgever van genoemd blad had behaagd, een ander formaat daaraan te geven en Octavius het eerste nummer, dat zoo veranderd in de wereld was gekomen, en zoo geheel in strijd met al die goede gebruiken der oude Haarlemsche courantenlezers onder zijne oogen kreeg, dacht hij dat men den draak met hem wilde steken. Hij stond op, nam zijne rotting en hoed en verdween uit het koffijhuis, waar hij nooit weder een' voet heeft gezet".
In de lente van 184. wordt er schoongemaakt. De boeken worden afgestoft en kleine klusjes worden gedaan. "Boven in de winkel moest alleen nog een zware plank vastgemaakt worden, die vol folianten stond en onder hare zwaarte boog. De ladder werd aangebragt en met een' hamer benevens eenige spijkers gewapend, beklom Octavius hem vol moed, gewis met onbeklemder borst dan menig krijgsman, die de vijandelijke vesting bestormt. Grooter gevaar dreigde hem echter dan hij had kunnen voorzien. Eer hij geheel boven was, tuimelt de plank met al de boeken naar beneden, valt Octavius op het hoofd en brengt hem eene zeer belangrijke wonde toe; eene wonde die alle middelen door de kunst en door zijne vrouw aangewend weêrstand bood en die, gevolgd door zware koortsen, binnen vier weken een einde maakte aan zijn, in den laatsten tijd, zoo rustig en werkzaam leven".
Zijn weduwe houdt met hulp van zijn vriend Stephan en een trouwe knecht de boekwinkel nog een jaar in stand, daarna wordt de zaak verkocht. Zij trouwt met Stephan, die zich als koopman heeft gevestigd. Stephan's oude liefde, mevrouw Warders, is ondertussen ook al gehuwd...
In het (winkelreclame)stripverhaal:"Het geheim van Gijsbrecht"
(Oisterwijk, 1994 (Jules en Ollie reeks nr. 6)) komt een boekwinkel voor
in Amsterdam Noord met de naam "Octavius Kwarto".
Tevens zien we de laatste rustplaats van onze boekenheld
met toepasselijk grafschrift...
"Hij ligt uit de band
en lijdt waterschade
maar hij vertrouwt er op
dat zijn maker
ooit een geheel herziene
en verbeterde editie
van hem zal uitgeven."
(NB. Het scenario voor dit verhaal is van
Bovendien stelt het verhaal - zeker na die spannende en veelbelovende aankondiging - inhoudelijk teleur. De negentiende eeuwse boekhandel fungeert als decor (vooral in het laatste hoofdstuk) maar komt in het hele boek eigenlijk veel te weinig aan bod, laat staan dat we over de 'geheimen der Boekverkopers' worden geïnformeerd. Zijn begeerlijke status onder bibliofielen moet vooral worden gezocht in zijn (relatieve) zeldzaamheid, lees onbereikbaarheid.
"Octavius Kwarto" is nimmer heruitgegeven. Een leuk project voor de Stichting Desiderata, genootschap van boekenvrienden (die zich tot nog toe vooral concentreerde op hertalingen van buitenlandse bibliofiele uitgaven)? Ik denk van niet... Ed Schilders, alias T. de Mattos, (die zelf ook een exemplaar bezat) vond het verhaal dertig jaar geleden al verschrikkelijk slecht.