Het is een fraai bewaard gebleven exemplaar in originele uitgeversband (16.5 cm x 10.5 cm), totaal 218 bladzijden met een bladzijde 'naschrift', een inhoudsopgave (I t/m III) en tot slot een blad met aanwijzing voor de binder waar de drie uitvouwbare bijlagen (afbeeldingen van een Hollandse Griekse letterkast, een Hebreeuwse letterkast en een muziekkast) moesten worden geplaatst.
De inhoud spitst zich met name toe op letters (en de diverse letterkasten), zetten/zetwerk en de papierformaten waarop gedrukt werd (folio, quarto en octavo, 12°, 16°, 18°, 24°, 32°).
Een korte blik op internet leerde mij dat Nederlands oudste handleiding voor typografen momenteel antiquarisch niet wordt aangeboden en dat er slechts enkele exemplaren in openbare bibliotheken beschikbaar zijn. Een tamelijk zeldzame uitgave dus en dat lijkt mij ook logisch want deze handleiding in pocketformaat was vooral bedoeld als praktisch gebruiksboekje in de drukkerij waar vaak geen tijd was voor uitgebreid onderwijs.
"De jongen, die de zetkunst gaat beoefenen begint op de zetterij zijne eerste typografische kennis met het leeren van de letterkast. Na oefening in het distribueeren omvat hij de zethaak, die hem bij zijne verdere ontwikkeling trouw ter zijde blijft. (-) Over 't algemeen genomen wordt er aan het vakonderwijs op de zetterijen zeer weinig gedaan. De methode van werken brengt mede dat daarvoor geene gelegenheid bestaat en daar de zetter zijn werk niet kan laten rusten, is hij niet in staat het jongmaatje te onderrichten. De jonggezel moet daarom zijn eigen leermeester zijn en zal zich alles ten nutte moeten maken wat hem in deze zelfopleiding kan helpen" (blz. 94/95). Deze handleiding was daarvoor bij uitstek geschikt!
Het idee voor deze uitgave vond zijn oorsprong binnen Nederlands oudste landelijke vakbond; de Algemene Nederlandse Typografen Bond (ANTB). Dat blijkt uit een artikel in het 'Nieuwsblad voor den Boekhandel' (jaargang. 59, nummer 18, 1892) waarin melding wordt gemaakt van het initiatief en wijze waarop de handleiding tot stand kwam.
De in het artikel voorgestelde werkwijze die moest leiden tot een handleiding in boekvorm nam uiteindelijk vier jaar in beslag. Dat valt op te maken uit het gedateerde 'naschrift':
"Ofschoon bij den aanvang van de samenstelling van de 'Handleiding' wij niet voornemens waren om haar die uitgebreidheid te geven, zooals zij nu reeds heeft gekregen, kwamen wij na 't verschijnen der eerste vellen, al spoedig tot de conclusie, dat het ondoenlijk is om een eenigszins bevattelijk en leerend overzicht te geven van onze zoo omvangrijken werkkring in de beknopte ruimte, die wij daarvoor aanvankelijk dachten nodig te hebben. Daar het eerste deel voornamelijk voor den jeugdigen vakgenoot werd geschreven, zijn wij eveneens van oordeel, dat ook menig oudere zetter ons werkje kan raadplegen en tevens aanwijzingen zal vinden, die hem van dienst kunnen zijn.
Wij zijn nog niet zoover gekomen, om het tweede deel al dadelijk met de beschrijving over 'smoutwerk' en 'ornamentwerk' te beginnen. Deden wij dit, dan zouden er nog vele schakels uit de ketting zijn en bijgevolg eene gaping ontstaan, die in geene deele is aan te bevelen. Geleidelijk dus voortgaande met onze werkzaamheden, kunnen wij nu reeds de belofte doen, dat de rubriek 'smoutwerk' en daarbij behoorende deelen, op uitgebreide schaal, ruim gestoffeerd met voorbeelden, zal behandeld worden. Zooals dit eerste deeltje nu voor ons ligt, zijn wij overtuigd, dat de inhoud naar de beste bronnen is bewerkt, althans er waren ons geen betere bekend.
Niets is nagelaten om de zekerheid te hebben, dat al hetgeen wij schreven zou min mogelijk foutief zou zijn. Met behulp van verschillende buitenlandsche vakgenooten (die on voornamelijk de voorbeelden der buitenlandsche letterkasten bezorgden) en anderen, die ons behulpzaam waren met geschriften, zijn wij in staat gesteld tot zoover ons doel te bereiken. Onzen welgemeenden dank aan allen voor hunne moeiten mogen wij niet nalaten te vermelden.
Het onthaal, dat het eerste deel van deze 'Handleiding' genoot, doet ons vertrouwen, dat het tweede deel evenzeer de goedkeuring moge wegdragen van onze vakgenooten.
Dat hetgeen wij ten beste gaven nog zullen geven, aan de ontwikkeling van den typograaf ten goede zal komen, is de beste belooning die wij voor onzen niet gemakkelijken arbeid hopen te ontvangen.
De Commissie.
Amsterdam, 1 Maart 1896".
Dat tweede deel is nooit verschenen. Uit het naschrift blijkt wel dat de grafische industrie aan het einde van de negentiende eeuw al zo complex was dat het ondoenlijk was om alle werkzaamheden te behandelen op de beknopte manier die men voor ogen had. Daar komt bij dat handleidingen voor dit soort (technische) beroepen de neiging hadden (en hebben) om snel te verouderen. Dat was in deze bedrijfstak niet anders. De grafische industrie maakte in de negentiende eeuw een stormachtige ontwikkeling door. Tal van veranderingen volgden elkaar snel op; dat gold zowel voor machines als zet-, druk en illustratieprocessen. Zo noemt het artikel in het 'Nieuwsblad voor den Boekhandel' de "meer en meer voorkomende galvano-, zinco-, stereotyp en andere bewerkingen, waarvan de meesten onzer niet veel meer afweten dan van het maken van een broek of van een jas".
Door dit alles verbreedde en veranderde ook vaktermen en drukkersjargon. Op dat gebied bestond in Frankrijk al geruime tijd de luimige uitgave van E. Boutmy: "Dictionnaire l'Argot des Typographes" (Paris, 1883), maar hier zou het nog tot 1920 duren voordat het eerste "Geïllustreerd handwoordenboek voor de grafische vakken" (Groningen, 1920) verscheen, samengesteld door T.T. Winkler.
Pas toen werd de buitenstaander duidelijk dat 'Smouten' (afgeleid van 'Smoutwerk') betekende dat men in zijn vrije tijd bij een andere drukkerspatroon bijkluste, "Ook wordt het woord onder zetters dikwijls gebezigd om wantrouwen uit te drukken; bijv.: iemand niet smouten, wil zeggen, iemand niet vertrouwen".
Winkler was trouwens goed bekend in de grafische wereld want hij zat in de redactie van "Ons Vakblad. Maandschrift voor de boekdrukkunst in Nederland" dat tussen 1909 en 1913 verscheen en speciaal was gericht op zetters en drukkers. Anders dan de eerdergenoemde handleiding beleefde deze uitgave wel een tweede vermeerderde druk.
Ik kocht mijn exemplaar (een eerste druk), gebonden in een donkerbruine stempelband van 'J. Brandt & Zoon', een paar jaar geleden bij Jos Albers op het Waterlooplein voor enkele euro's. Blijkens een handtekening op het schutblad komt deze uit de in 1980 geveilde boekerij van drs. T.J.A Delhaas, de latere conrector van het Prinses Beatrix Lyceum in Flims (Zwitserland).
Dit handwoordenboek bleef ook lange tijd één van de weinige uitgaven die de beginnende boekenliefhebber, bibliofiel of handelaar tot steun was bij zijn of haar avonturen in de wereld van het boek met zijn specifieke woordenschat. Dat wil zeggen... tot het verschijnen van J.A. Brongers: "ABCDarium voor de boekensneuper", dat in 1996 heruitgegeven werd onder de titel "Boekwoorden Woordenboek" (in 2011 verscheen een geïllustreerde editie). En die laatste - tot slot - vormde op zijn beurt weer een mooie aanvulling op de al langer bestaande bibliofiele handleiding van P.J. Buijnsters: "Het verzamelen van boeken. Een handleiding" (Utrecht, 1992).