maandag 24 september 2012

Boeken. Sigaartje erbij?

Sir Winston Churchill (1874-1965) zag je zelden zonder sigaar.
Toen de bekende Britse ijdeltuit veldmaarschalk Bernard Montgomery (1887-1976) eens opmerkte: “Ik drink niet, ik rook niet, ik slaap veel, daarom ben ik voor 100% in vorm”, antwoordde Churchill: “Ik drink veel, ik slaap weinig en ik rook sigaar op sigaar. Daarom ben ik 200% in vorm”.

Ik zou niet willen beweren dat sigaren mij in vorm houden, maar sinds mijn studietijd rook ik graag (en regelmatig) een sigaartje (nee, ik ben niet de ‘trouwe vriend’ in dit toepasselijke stukje).
Zoals elke beginner rookte ik aanvankelijk van alles, verschillende merken, formaten, rijp en groen door elkaar. Pas na enige tijd ontwikkel je een eigen smaak (want daarom draait het bij sigaren) en voorkeur.
Voor mij geen grote Cubaanse sigaren (longfillers), want die vind ik persoonlijk niet zo lekker, maar sigaren als ‘La Paz Wilde (shortfillers). Soms veroorloof ik mij een wat luxer type zoals ‘Olifant Panatella Vintage’, wat mij betreft nog steeds de lekkerste sigaar, en een doodenkele keer koop ik een extra luxe sigaar zoals de ‘Hajenius Corona Sumatra’. Voor die laatste moet je echt gaan zitten en even de tijd nemen!

Binnenshuis rook ik eigenlijk nooit. Meestal zit ik buiten in de tuin met een boekje, koffie en een sigaar maar ook op de boekenmarkt slenter ik graag van stalletje naar stalletje met een sigaartje. Soms tot irritatie van medesnuffelaars die mopperend plaatsmaken (en dat is precies mijn bedoeling), soms tot genoegen van iemand die zelf sigaren rookt of die daar herinneringen aan heeft (‘Ooooh mijnheer, zo rook het altijd bij mijn grootvader…’).
Een grootverbruiker als Koning Faroek I van Egypte (1920-1965), die regelmatig in Genève nooit minder dan 5.000 sigaren per bezoek kocht, ben ik niet. Gemiddeld één sigaar per drie dagen en zelden meer dan twee sigaren op één dag. Ik kan ook heel goed zonder, soms wekenlang niets en dan opeens begint het weer te kriebelen.
Vaak is daar een aanleiding voor zoals laatst toen ik bij mijn favoriete kringloopwinkel het boekje “De Nederlandse Sigaar. De wereld van puur genieten” (Eindhoven, 1998) tegenkwam voor € 1,25.
Een dag later kocht ik een doosje Hajenius Corona Sumatra, stak er een op en bladerde naar de beschrijving op bladzijde 131. Behalve wat objectieve gegevens zoals formaat en samenstelling staat er, net als in wijngidsen, ook een beschrijving van de ‘Geur’, ‘Smaak’, ‘Balans’ en ‘Nasmaak’. Zó nadrukkelijk herken ik dat allemaal niet maar net als bij wijn ben ik ook geen echte sigarenkenner.


Ik bezit een klein aantal boekjes over sigaren (roken). Eén ervan, “De kunst van het sigaren roken. Vier fanaten geven hun geheimen prijs” (‘s-Gravenhage, 2005) ontving ik een aantal jaren geleden tijdens de cursus ‘Genietend Roken’ bij het bekende Amsterdamse sigarenhuis Hajenius. Een leerzame en bijzonder leuke ervaring die ik iedere liefhebber kan aanraden.
De andere uitgaven kwamen in de loop der jaren tot mij zoals dat van de beroemde Zino Davidoff (1906-1993): “Het boek van de sigaar” (Amsterdam, 1989).

Als antiquarius heb ik ook een tijdje antieke objecten verzameld die bij mijn sigaren roken pasten. Zo kocht ik jaren terug in Den Haag twee fraaie eind negentiende eeuws gefineerde houten kistjes. Een kleine (‘cigares’) waarin ik mijn La Paz - en Olifantsigaren bewaar en een grotere (‘tabac’) voor mijn Hajenius sigaren.
Beiden staan overigens regelmatig leeg, want boeken kosten ook geld en als ik moet kiezen, kies ik voor boeken!
Daarnaast bemachtigde ik via Marktplaats een prachtige gestoken Engelse Sterling zilveren sigarendoos voor onderweg (gemaakt door Samuel M. Levi in 1900 in Birmingham) waarin vier tot vijf sigaren passen (De letter B liet ik er later ingraveren). Alleen voor bijzondere gelegenheden natuurlijk en om indruk te maken, meestal neem ik mijn lelijke stalen sigarenkoker mee waarin twee sigaren passen.


Ook in de boekenwereld behoort het nuttigen van tabak tot de vaste rituelen.
De fameuze Joodse boekhandelaar Barend Boekman (1869-1942) rookte sigaren. De oude (Henk) Brinkman van het gelijknamige Amsterdamse antiquariaat rookte pijp en vond het niet erg als ik met een sigaartje door zijn voorraad snuffelde. Om de hoek, in de Rosmarijnsteeg, bij antiquariaat Straat en De Friedesche Molen houden ze ook van tabak en is het roken van een sigaar geen probleem. Vaak kan ik aan boeken ruiken of de laatste eigenaar een roker was.
Overigens is het wel handig om je handen vrij te hebben bij het bladeren in de oude en nieuwe boekjes. Thuis heb ik daar een waardige oplossing voor. Om mijn rokertje tussen twee trekjes door te laten rusten gebruik ik een fraaie Engelse Sterling zilveren sigarenstandaard uit 1905 (gemaakt door Deakin & Francis).

En nu weer rustig een trekje nemen en bladeren… Boeken en sigaren combineren prima!

maandag 10 september 2012

Tien geboden bij de partnerkeuze


Na ruim vijf uur rijden, zonder een speciaal doel voor ogen, bereikten we het Duitse Goslar aan de noordrand van de bosrijke Harz. Een onvoorziene rit door het gezellige centrum, op zoek naar een hotel, overtuigde ons er van dat we het daar wel een paar dagen zouden uithouden.
Anders dan talrijke andere Duitse steden is Goslar gespaard gebleven van grootschalig oorlogsgeweld tijdens de Tweede Wereldoorlog en staat met zijn talrijke oude gebouwen en bezienswaardigheden terecht op de werelderfgoedlijst van UNESCO.

Als echte toeristen maakten we een stadswandeling, rondritjes met het stadstreintje en de paardenkoets, bezochten we het raadhuis met de unieke ‘huldigungssaal’ en waren we natuurlijk ook in de befaamde Keizerpalts.
Tussen al dat culturele geweld, gelardeerd met smakelijk eten en ‘gose’ bleef er gelukkig ook een verloren uurtje over voor Perkamentus om het Altstadt Antiquariat Goslar te bezoeken naast de St.-Stephani-Kirche. U ziet mij daar aandachtig turen door de voordeur.


Behalve lekker kletsen met de eigenaar vond ik na enig gesnuffel voor tien euro een boekje van mijn gading. Het “Hausbuch für die deutsche Familie. Deutscher-denk an deine und deiner kinder Gesundheit” (Stuttgart, z.j.) leek, met zijn reclamepagina’s en oranje -bladwijzer, een boek uit de vijftiger jaren. Een mededeling voorin dat een herziening van de tekst noodzakelijk was na de Duitse Nationaalsocialistische Revolutie (d.w.z. het aan de macht komen van de NSDAP in 1933) alsmede een blik op de inhoudsopgave maakte duidelijk dat het jaar van uitgave rond 1936 ligt.
De tekst werd verzorgd door de “Reichsbund der Standesbeamten Deutschland in Zusammenarbeit mit dem Reichsausschuss für Volksgesundheit en (naast ‘Mein Kampf’) aan pas gehuwden stellen uitgereikt. Het was een landelijke uitgave die per plaats werd aangepast met advertenties van de lokale middenstand. Mijn exemplaar vermeldt dat de oplage minstens 600 exemplaren groot was en gedrukt voor de stad Meerane. Het ‘hausbuch’ kent een lange traditie en was wijd verbreid want op internet trof ik talrijke exemplaren aan uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw en enkele uit de vooroorlogse periode.


De uitgave was specifiek bedoeld voor de Duitse (huis)vrouw en onderverdeeld in twee delen. Het eerste deel (blz. 1 t/m 131) bevat hoofdstukken over het huwelijk, de familie, moeder en kind, huis, huishouden en voeding. Het tweede deel (blz. 132 t/m 282) is een kookboek met recepten uit de Duitse burgerlijke keuken.
Het nationaalsocialistische karakter van mijn uitgave blijkt duidelijk uit de inleidende hoofdstukken: “Über das Gesetz zum Schutz der Erbgesundheit des deutschen Volkes” en “Zehn Gebote für die Gattenwahl”. Daarnaast is er een uitvoerig hoofdstuk: “Über das Gesetz zum Schutze des deutschen Blutes und der deutschen Ehre”, de beruchte rassenwetten van Neurenberg, inclusief verervingschema’s.



Zehn Gebote für die Gattenwahl” (blz. 12) oftewel tien geboden bij de partnerkeuze bevat de volgende raadgevingen.
1. “Gedenke, dass Du ein Deutscher bist”, (Bedenk dat je een Duitse bent),
2.Du sollst, wenn Du erbgesund bist, nicht ehelos bleiben”, (Blijf niet ongehuwd als je erfelijk gezond bent),
3. “Halte Deinen Körper rein!”, (Houd je lichaam gezond),
4. “Du sollst Geist und Seele rein halten”, (Houd je lichaam en geest zuiver),
5. “Wähle als Deutscher nur einen Gatten gleichen oder Nordischen Blutes”. (Kies als Duitse alleen een partner van hetzelfde of Noordse bloed),
6. “Bei der Wahl Deines Gatten frage nach seinen Vorfahren”, (Vraag bij de partner van je keuze naar zijn voorouders),
7. “Gesundheit ist Voraussetzung auch für äußere Schönheit”, (Gezondheid is een voorwaarde ook voor uiterlijke schoonheid),
8. “Heirate nur aus Liebe”, (Trouw uitsluitend uit liefde),
9. “Suche Dir keinen Gespielen, sondern einen Gefährten für die Ehe”, (Zoek voor je huwelijk geen speelkameraad maar een metgezel),
10. “Du sollst Dir möglichst viele Kinder wünschen” (Wens jezelf, zo mogelijk, veel kinderen).

Bij elk gebod staat nog een korte toelichting. Zo leren we dat er toch minstens vier kinderen werden verwacht, liefst meer.
Een beetje mosterd na de maaltijd zijn de raadgevingen aan de kersvers gehuwde vrouw wel. Vermoedelijk zal het kookboekgedeelte meer tot haar verbeelding hebben gesproken.

Dat gedeelte schijnt overigens nog steeds in moderne Duitse rechts-radicale kringen als naslagwerk dienst te doen. Spaghetti en pizza staan er niet in en zijn dus als ‘undeutsche Speisen’ verboden. De ware rechts-radicaal kiest voor een ‘echte’ Duitse hap waarvan het recept wél werd opgenomen.

Ravioli of risotto bijvoorbeeld…

zaterdag 1 september 2012

De anatomie van engelen

'Boeken met een verhaal’, gekke uitgaven, obscure brochures, bizarre onderwerpen, verzonken boekjes…
Ditmaal bracht de post een pakje uit Den Haag met een vroeg negentiende eeuwse brochure (54 blz.), in originele papieren omslag, waarop een wonderlijke titel prijkt:
Vergelijkende ontleedkunde der Engelen: een schets”, (Amsterdam, 1835).

Het gaat om de vertaling van een oorspronkelijk Duitse uitgave: “Vergleichende Anatomie der Engel: eine Skizze”, (Leipzig, 1825). Daarvan vond ik thans één exemplaar te koop voor € 300,- euro. Vergeleken daarmee is de € 75,- euro die ik uitgaf bescheiden, temeer omdat de eerste Nederlandse vertaling zeer zeldzaam is. Alleen de vertaling uit 1911 (door ene dr. Phil), uitgegeven door C. Bredée in Den Haag onder de titel: “Vergelijkende Anatomie der Engelen”, kom je een doodenkele keer nog wel eens tegen.
Die laatste uitgave bevat overigens ook een levensschets van de auteur evenals ‘een enkel woord over dit werkje’. Daaruit leren we dat dr. Mises een pseudoniem was van de Duitse psycholoog Gustav Theodor Fechner (1801-1887) dat hij gebruikte voor uitgaven waaraan hij zijn naam als geleerde niet wilde hechten.

Daar kan ik me van alles bij voorstellen want als geleerde kun je dr. Mises niet serieus nemen met zijn beschouwing over engelen: “niet als figuren, met het karakter van lieftallige vrouwen, dat hier aan een kritische beschouwing zou onderworpen zijn”,  maar als: “levende schepselen, die in het rijk der organismen op een hoogeren trap zullen staan dan de mensch”.


Volgens Mises zijn engelen etherische bolvormige zonneschepsels, vergelijkbaar met het edelste lichaamsdeel van de mens; zijn ogen. “Wij kunnen zelfs ons oog met volle recht een zonneschepsel op aarde noemen. Het leeft van en in de stralen der zon en heeft dus dezelfde gedaante als zijne broeders op de zon”.
Engelen communiceren door verschillende kleuren in een ronde vlek aan hun oppervlak te tonen, de plaats waarmee ze lucht en licht innemen zoals wij via onze mond. “De engelen zijn op zichzelf doorzichtig, maar ze kunnen naar willekeur kleuren aannemen; zij spreken met elkaar in gekleurde lichtstralen evenals wij in verschillende geluidsstralen. Wat de ééne engel den anderen wil zeggen, dat schildert hij op zijne oppervlakte; de ander ziet dat beeld en weet, wat in zijn ziel omgaat”.


Engelen staan het dichtst bij de zon en hebben daarom geen benen. “De oorzaken, die aan de aardschepselen beenen geven, vervallen namelijk op de zon. Op zichzelf streeft de zon ernaar, om bolvormige lichamen voort te brengen, hetgeen gedeeltelijk uit de gedaante der planeten blijkt, gedeeltelijk ook uit den bolvorm van het menschenhoofd, dat het meest van alle koppen op aarde de zon toestreeft.
Die vorm is nog volmaakter bij het oog, dat de zon in ’t bijzonder toebehoort.
Alleen de tegenwerking, die de zon in de vorming harer schepselen van de planeet ondervindt, belet de volmaking tot bol. Deze tegenwerking komt op de zon zelf niet in aanmerking. Maar als een engel geen beenen heeft, hoe beweegt hij zich dan? – Zooals de bolvormige planeten; naar vrije willekeur
”. Engelen zijn eigenlijk levende planeten “wat anders dan licht gaat er van de ééne planeet op de ander over?”.
Ze hebben een zintuig voor zwaartekracht, licht en tonen. “Van het gehoor der engelen weet ik nog niets. Toch zullen zij wel een vlies bezitten, dat in medetrilling kan geraken. Ook reuk en gevoel heb ik bij de engelen nog niet onderzocht.
De reuk staat waarschijnlijk op een zeer hoogen trap; want op de zon kan de verdamping buitengewoon groot zijn
”.

Een wonderlijke fantasie, dat zal de lezer met mij eens zijn, die – begin negentiende eeuw – beslist niet door iedereen op prijs werd gesteld.
Daar trekt de moderne bibliofiel zich natuurlijk niets van aan, hoe gekker hoe beter. Nadat ik de verkoper een e-mail had gestuurd dat het geld op zijn rekening stond ontving ik een retourbericht met een verrassende mededeling:
Ik heb ook een kleine anekdote voor u. Ik heb het ooit op de boekenmarkt in Deventer gekocht. De naast mij staande klant was Gerrit Komrij die zich bij zijn vriend liep te beklagen dat - wat boekstallen eerder - een boek net aan zijn neus voorbij ging. Op dat moment pakte ik uit de kast voor ons dit boekje. Hij keek mee, terwijl ik het bekeek. Zijn vraag ‘gaat u dit kopen?’ werd door mij bevestigend beantwoord. Waarna hij, met zijn kraakstem, tegen zijn vriend zei dat ze meteen weg gingen omdat zijn dag nu toch echt helemaal verpest was. Ik had wel met hem te doen, maar niet genoeg om het niet te kopen”.

En nu ligt datzelfde vermaledijde boekje dat aan zijn neus voorbij ging - en zo ontsnapt aan de veiling van zijn bibliotheek - bij Perkamentus.
In gedachten zie ik daarboven iemand instemmend knikken en glimlachen.
Het is de bibliofiel in mij, het is Komrij!