vrijdag 23 december 2016

Nooit gepubliceerd, nimmer verschenen


Ik kocht onlangs het boek van S. Kelly: “The Book of Lost Books. An Incomplete History of All the Great Books You’ll Never Read” (New York, 2005). Het leek me prima lectuur voor de komende feestdagen.
Kelly neemt ons mee naar de enorme imaginaire bibliotheek van boeken die in de afgelopen eeuwen zijn verdwenen, hetzij door nalatigheid, opzettelijke vernieling of die ten prooi vielen aan één van de talloze noodlottige wisselvalligheden uit onze wereldgeschiedenis.
Daarnaast zijn talloze voorbeelden te noemen van boeken die niet verder kwamen dan het voornemen van de auteur of die het enkel brachten tot manuscript (typoscript) of proefdruk!
Het gaat, door de eeuwen heen, om beangstigende hoeveelheden! Vele tienduizenden boeken die we nooit zullen lezen en die we nooit kunnen verzamelen. Hoewel...?

In mijn bibliotheek staan drie voorbeelden die ik hier graag presenteer. Eén uit de achttiende eeuw, één uit de negentiende eeuw en één uit de twintigste eeuw. Het zijn alle drie boeken in embryonale staat op weg naar hun geboorte als (nieuw) boek. Geen van drieën heeft het gered en naar het waarom is het gissen. Gebrek aan belangstelling, kwaliteit of financiën? Wie zal het zeggen? Nieuwsgierig geworden? Dat kan ik mij voorstellen!

Laat ik chronologisch beginnen met het oudste exemplaar. Het gaat om een in perkament gebonden boek (formaat: ca. 26 cm. breed en 39 cm. hoog) met in pen op de rug geschreven: "Ordannantie v. Procedeeren te Amstelredam".
Het is wat wij tegenwoordig een dummy(boek) zouden noemen met op elke bladzijde ingeplakt een pagina van een reeds gedrukte en verschenen uitgave.
Uit het titelblad blijkt dat het gaat om de: "Ordonnantie ende maniere van procedeeren voor den geregte der stad Amstelredam, gecorrigeert en geamplieert" (Amsterdam 1742). Bladeren we vervolgens verder door deze dummy dan zien we telkens een blad van dit boekje met tal van correcties en op de grote bladen uitgebreide aanvullingen in een goed leesbaar handschrift.


"Ordonnantie ende maniere van procedeeren..." is een juridische handleiding die in de zeventiende eeuw voor het eerst verscheen en na verloop van tijd, telkens aangevuld en gecorrigeerd, opnieuw werd uitgegeven. De eerste uitgave in de achttiende eeuw (1729) verscheen bij de Amsterdamse drukker Pieter van den Berge. Dertien jaar later was het tijd voor een aangevulde en gecorrigeerde heruitgave. Omdat Amsterdam sinds 1735 over een eigen stadsdrukkerij beschikte was dat bij stadsdrukker Samuel Lamsveld.
Maar ook zijn uitgave zou op den duur door de tijd worden ingehaald. Rechtsregels veranderen nu eenmaal van overheidswege en door jurisprudentie.
Die werden in mijn dummy (vermoedelijk op de hoofdstedelijke secretarie) opgeschreven en bijgehouden gedurende ruim twintig jaar want: 'actum 4 Septemb. 1764' (folio 17) is de laatste datering die ik kon vinden. Het werd hoog tijd voor een nieuwe aangevulde en herziene uitgave en mijn dummy was daarvoor het uitgangspunt. Maar, u raadt het al, een nieuwe druk van het boekje is nooit verschenen. Waarom? Goeie vraag…

Next case!
Enige tijd terug bood iemand uit Groningen op Marktplaats een tweedelige negentiende eeuwse historische roman aan, gevonden op een rommelmarkt. Uiteraard zocht ik op internet naar informatie. Resultaat; nul komma nul.
Dat maakte mij nieuwsgierig en hebberig en dus werd ik voor luttele euro's de nieuwe eigenaar.


Van: “Studenten en soldaten. Eene schets uit het Oostenrijksche Heerenleven (Met aanhalingen uit de Huisvriend, jaargang 1849)” (Groningen, 1863) is kennelijk alleen mijn exemplaar overgebleven.
Het zijn twee deeltjes (10.5 cm breed, 16.5 cm. hoog) in eenvoudige kartonnen band en dito cassette.
Op de rug een titelstrookje en op het voorplat de titelpagina met: ‘Niet in den handel’.
Deel één bevat 175 bladzijden en deel twee 229 bladzijden. De boekjes zijn verder niet geïllustreerd behalve een ongesigneerde prent die voor in beide deeltjes zit. De afbeelding van een opgewonden jager in het veld geeft een gebeurtenis weer beschreven in hoofdstuk zeven van deel twee.
‘Studenten en soldaten’ is een soort proefuitgave of ‘advance copy’ geweest voor enkele vrienden om hun reactie te peilen. Dat blijkt uit de spreuk op de voorkant van het boekje;

Blijf deze proef, valt hier geen kunst te roemen,
Om ’t doel door strenge critici gespaard”.

Daarnaast treffen we in het eerste deeltje een pagina aan met aan de ene zijde ‘AAN…. Van den schrijver’ (er werd geen naam ingevuld ) en aan de andere zijde:

M!
Hiernevens zend ik UEd mijne eerste pennevrucht ter beoordeling.
Vergeef de enkele drukfouten, die gij in deze regelen zult aantreffen.
Zeg of schrijf mij uw gevoelen over dit werk, en gij zult zeer verpligten uw vriend
M. v. Heijningen Bosch.


Gron. Januarij 1863”.


Mattheus van Heijningen Bosch (1840-1868) was dus kennelijk auteur (pseudoniem ‘Quintus Sextius’), drukker en uitgever.
Deze jonggestorven Groninger zoon erfde van zijn vader een drukkerij met kantoor gelegen in de Oude Ebbingestraat A 78 (kadastraal 1693), te Groningen. Daar gaf hij onder meer het Groninger jaarboekje uit maar blijkbaar voelde hij behalve drukkersbloed ook ergens schrijversbloed kriebelen.
Het in de titel vermelde blad “De Huisvriend. Gemengde lectuur voor burgers in stad en land”, verzameld door J.J.A. Gouverneur (1809-1889) verscheen eveneens in Groningen en wel bij C.M. van Bolhuis Hoitsema.
Hoe het ook zij, een groot romancier is Mattheus niet geworden. Zijn eersteling werd in de kiem gesmoord en zou - behoudens een proefexemplaar - nimmer verschijnen. Gebrek aan kwaliteit? Wie zal het zeggen...


Tot slot mijn laatste en tevens meest interessante aanwinst op dit gebied.
In grote lijnen gaat het hier om een vergelijkbare situatie als bij mijn oudste voorbeeld. Ook hier was er kennelijk het voornemen om te komen tot een nieuwe uitgave en ook in dit geval is die er nooit gekomen.

Het gaat om een brochure geschreven door één van de belangrijkste theoretici van het christenanarchisme in Nederland; Felix Ortt (1866-1959) getiteld: "Sexueele Ethiek" (Amersfoort, 1904) uit de bibliotheek voor Reiner Leven (nr. VIII).
Ortt was een wonderlijke en zeer opmerkelijke figuur. Hij was niet alleen voorvechter van spiritisme, occultisme, anti-vivisectie en vegetarisme maar sloot in 1905 ook het eerste, min of meer als zodanig erkende, 'vrij huwelijk' met zijn tweede vrouw, Albertina (Tine) Anna Hinlopen (1872-1959). Ortt is uiteindelijk drie maal gehuwd geweest.
Mijn exemplaar met enkele doorhalingen (in blauw potlood) en aantekeningen van Ortt was zijn werkexemplaar en bevat bovendien drie blaadjes briefpapier met handgeschreven tekstaanpassingen, gemaakt met het oog op een tweede verbeterde druk. Maar ook die uitgave heeft net als de voorgaande twee voorbeelden nimmer het daglicht aanschouwd. Waarom o waarom?


U begrijpt trouwens wel dat er over dit exemplaar van Felix Ortt en over Rein Leven, een curieuze beweging die tussen 1901 en 1929 bestond, heel wat meer te vertellen is. Maar dat verhaal wil ik bewaren voor een volgend stukje!

maandag 12 december 2016

De complete verzameling


Haarlem is de stad waar volgens sommige koppige en halsstarrige bibliofielen de boekdrukkunst werd uitgevonden door Laurens Janszoon Coster en al twee maal heb ik op dit blog over hem geschreven.
Het is ook de stad waar het Nederlands Genootschap van Bibliofielen (NGB) afgelopen zaterdag, 10 december, haar vijfentwintigjarig jubileum vierde.
Puur toeval natuurlijk maar Haarlem is wel een stad die zijn sporen op het gebied van de boekdrukkunst heeft verdiend!
Het was een jubileumviering in stijl met, net als vijf jaar geleden in Den Haag, een bijeenkomst waar een boekje werd gepresenteerd, een museumbezoek met veel aandacht voor boeken en ‘last but not least’ een afsluitende borrel met diner.

Een kleine honderd bibliofielen verzamelden zich ’s middags vanaf 13.00 uur in het Teylers Museum. Daaronder bevond zich een aantal introducees, waaronder 'De Boekensneuper', die ik persoonlijk had uitgenodigd. Wij werden eerst verwelkomd door Herman Voogd (hoofd collectiebeheer wetenschap Teylers Museum) waarna onze voorzitter, Eddy Schuyer, van wal stak met een feestrede.

Vervolgens was het de beurt aan ons lid Paul van Capelleveen (conservator Koninklijke Bibliotheek), de auteur van onze jubileumuitgave: “De complete verzameling. Notities over het einde van boekencollecties” (Amsterdam, 2016).
Aan de hand van een aantal voorbeelden vertelden hij de aanwezigen hoe uit zijn notities - over de verhouding tussen openbare en particuliere boekencollecties in Nederland vanaf ongeveer 1800 - blijkt dat die relatie in de loop der eeuwen is verschoven.
Na zijn toespraak werd aan hem door Eddy Schuyer het eerste exemplaar uitgereikt.

Hierna sprak Marijn van Hoorn (oud-conservator van Teylers natuurhistorische bibliotheek) over de collectie van het museum onder de titel ‘Teylers boeken en Teylers Bibliotheek’. Tot slot schetste Johan de Zoete (voormalig conservator van Museum Enschedé), onder de titel ‘Over Drukkerij Joh. Enschedé’, kort de geschiedenis van de drukkerij en lettergieterij, die bijna 300 jaar op het Klokhuisplein was gevestigd in het pand waarin zich nu restaurant Stempels bevindt.

Na een korte pauze werd het tijd om met onze neus in de boeken te duiken!
Speciaal voor ons waren een aantal bibliofiele en zeldzame topstukken die zelden of nooit te zien zijn uit de kluis gehaald. Wat dacht u van ‘Birds of America’ van Audubon, de eerste druk van Linnaeus zijn ‘Systema Naturae’, de atlas van James Cook en Hamiltons vulkanenboek? Verder zeer fraai afgezette exemplaren van de ‘Hortus Eystettensis’ van Besler, ‘Poissons, ecrevisses et crabes' van Louis Renard en ook de ‘Atlas Maior’ van Ottens, de ‘Metamorphosis Insectorum Surinamensium’ van Maria Sybilla Merian en rariora als het album met tekeningen van Javaanse planten van Nicolaas Witsen.

Tussen neus en lippen door wierp Perkamentus ook nog een blik op de her en der opgestelde bijzondere objecten waaronder natuurlijk het kastje van Boudewijn Büch (1948-2002) met het befaamde ‘Dodobotje’ (lees schildpadbotje!).
Wie daarna nog tijd en lust had kon ook nog de grote overzichtstentoonstelling van het werk van de schilder Jan Weissenbruch (1822-1880) bekijken.


Tussen 17.30 uur en 21.00 uur was er een gezellige borrel met aansluitend feestdiner in restaurant Stempels waar iedereen zijn bestelde jubileumboekje(s) kon afhalen.

De complete verzameling. Notities over het einde van boekencollecties’” van Paul van Capelleveen werd uitgegeven door Uitgeverij De Buitenkant en verscheen in oplage van 500 exemplaren (waarvan 250 genummerd voor het Genootschap). Onze jubileumuitgave werd gebonden in een mooie donkerblauw linnen band en past wat betreft vormgeving en formaat prima bij ons jubileumboek uit 2010. De bandstempel evenals de fraaie schutbladen zijn ontworpen door Hansje van Halem. Het boek bevat talrijke illustraties in kleur en zwart/wit, een literatuurlijst en een register (totaal 176 blz.).
De titels van de hoofdstukken zijn:
1. De incomplete verzameling. 2. De kunstverzamelaar als schenker. 3. Het onvrijwillige einde van een verzameling. 4. Particulier of publiek? 5. Hendrik Riedel, ‘Le défunt à son lit de mort’. 6. De verzamelaar zonder keuze. 7. De verzamelaar als museumstichter.
8. De kunst van het wegdoen van boeken. 9. De noodzaak van het weggooien van boeken. 10. De toekomst van de verzameling. 11. Verzamelaars van het werk van Louis Couperus. 12. De verzamelaar als modernist. 13. Revianen en hun collecties.
14. De waarde van het boek. 15. Een verzameling van Russische literatuur.
16. Het ‘waarom’ van een verzameling. 17. De moderne bibliofiel.


Perkamentus die intensief betrokken was bij het een en ander en het jubileumboekje inmiddels van haver tot gort kent vond een paar passages die ook hem als bibliofiel aanspreken en die hij u niet wil onthouden.
Zo schrijft Paul over hoe hij in de jaren tachtig bijkluste bij de meesterboekbinder David J. Simaleavich:
Wat me destijds aansprak was dat de meest uitzonderlijke boeken konden worden opgesteld in de lelijkste kasten, of dat nu ongeschilderde Ikea-kasten zijn, of special getimmerde houten planken langs meterslange muren. Bij David stonden de bandjes in Billy’s” (blz. 14). Idem bij Perkamentus!

Ook constateerde Paul destijds aan de hand van catalogi dat de verzameling van Ton Leenhouts (Charles-Ricketts en Vale Press verzamelaar) ‘niet compleet’ was.
Wat ik niet besefte was dat ik niet te maken had met een verzamelaar die naar completering streefde, maar naar een liefhebber die puur voor zijn eigen plezier boeken kocht, daarbij steeds nieuwe wegen inslaand, nieuwe kernen in de collectie aanbrengend die soms op een voor mij onnavolgbare manier aan elkaar gerelateerd waren. Dat was juist de hoofdzaak van zijn collectie. De verzameling als een aaneenrijging van interesses, een netwerk, niet een fort; een spoor van associaties, niet een zucht naar vervolmaking. Leenhouts is een verzamelaar die zijn intuïtie en passies nooit heeft laten verdringen door een monomane verzameldrift (met verplichte nummers zoals topstukken). Zijn verzameling spiegelde zijn persoonlijkheid en zijn diepgaande veranderlijke interesses” (blz. 14/15).

Deze manier van verzamelen typeert ook Perkamentus antiquarius.
Ik ben - zoals bekend - een liefhebber van oudheden waaronder vooral boeken, maar zelfs op boekengebied heb ik vele interessegebieden (waartussen soms onnavolgbare relaties zitten). Lees mijn blog en u kent mijn collectie en interesses.


En deze – tot slot - is ook heel waar!
… de manier waarop Umberto Eco zijn privébibliotheek volstouwde met ongelezen boeken, meer boeken dan hij ooit zou kunnen lezen. Daarbij ging het niet om het feit dat ze ongelezen bleven, maar dat ze gelezen zouden kunnen worden. Wie een boek niet kent, weet niet dat hij het kan lezen” (blz. 97).

Dus kopen dat jubileumboekje (€ 35,- euro), lezen kan dan altijd nog!

vrijdag 2 december 2016

Plakken in het openbaar


Onder de talloze herbergen die de “Nederlandsche stad – en dorp-beschrijver” (Amsterdam, 1793-1801) noemt zijn ook “De Vijfhoek” en “’s Lands Welvaaren” in het Gein (thans een woonwijk in Amsterdam Zuidoost).
Van veelen wordt de eerstgemelde herberg, het rechthuis genoemd, schoon zij zulks in geene deele zij; alleenlijk heeft zij die naam verkregen, om dat voor de puie van dezelve gemeenlijk alle waarschouwingen en ordonnantiën van Poldermeesteren, en dergelijke openbaare aankondigingen aangeplakt worden”.

Deze situatie kwam in vroeger eeuwen vaker voor omdat de dorpsherberg niet zelden ook de vergaderplaats was voor de verschillende lokaal bestuurlijke organen.
In mijn woonplaats Amstelveen (tot 1964 gemeente Nieuwer-Amstel) was dat tot diep in de twintigste eeuw niet anders.

In het dorp Amstelveen verrees begin zeventiende eeuw ‘een steenen rechtcaemer’ gebouwd en betaald (!) door de Amstelveense schout Cornelis Dircsz. Casimiris.
U mag van mij aannemen dat ook daar, tussen alle rechtspraak door, regelmatig werd gedronken.
Een mooie achttiende eeuwse afbeelding van dit “Rechthuijs tot Amstelveen” vinden we in: “Spiegel van Amsterdams zomervreugd, op de dorpen Amstelveen, Slooten, en den Overtoom” (Amsterdam, z.j. ca. 1727-1730), een boek met tal van aardige dorpsgezichten dat ik hier eerder heb besproken.


Waar het mij nu om gaat is dat naast de deur van dit rechthuis (op de prent geheel rechts) een houten pui te zien is waar openbare bekendmakingen van het (lokale) bestuur, zogenaamde plakkaten en ordonnantiën, konden worden opgehangen.
Een praktijk die tot op de dag van vandaag heeft standgehouden! Al heet ons huidige lokaal bestuurlijk centrum geen rechthuis meer, maar gemeentehuis; nog steeds kan men nabij de ingang een vitrinekast vinden met bekendmakingen van Burgemeester en Wethouders! Daarnaast kent elke gemeente wel zijn met affiches volgeplakte openbare plakzuilen (‘peperbussen’) en mobiele ‘plakgevels’ gedurende verkiezingsperioden!


Nieuwer-Amstel was tot ver in de vijftiger jaren van de vorige eeuw boeren polderland. Om iedereen in de ‘buitengebieden’ snel te informeren waren er daarom buiten de bewoningskernen her en der ook aanplakkastjes langs doorgaande wegen opgesteld, zoals bijvoorbeeld op de Amstelveense weg hoek Kalfjeslaan (oude benaming het ‘Lange Loopveld’), thans de grens tussen Amsterdam (Buitenveldert) en Amstelveen. Wat hing daar zoal?


Trouwe lezers weten wel dat mijn ‘private library’ ook een bescheiden collectie ‘archivalia’ bevat. Enkele voorbeelden daaruit heb ik al eens besproken zoals hier, hier en hier.
In een zuurvrije omslag bewaar ik een flink pak met enkelbladige gedrukte en soms met de hand nader ingevulde of bijgewerkte openbare aanplakbiljetten uit mijn woongebied. Het grootste gedeelte is drukwerk uit de negentiende eeuw (vanaf 1820) en twintigste eeuw (tot 1939).
Antiquarisch is het schaars goed. De oplages waren beperkt en het was drukwerk dat, op een enkel archiefexemplaar na, niet werd bewaard.

Stuk voor stuk zijn het typische voorbeelden van wat men destijds kon aantreffen op de eerdergenoemde publieke aanplakborden en –kastjes.
In de negentiende eeuw gaat het vooral om een: ‘Oproeping’, ‘Publicatie’, ‘Bekendmaking’, ‘Waarschouwing’, ‘Kennisgeving’, ‘Schouw’, gedrukt of grof papier, groot formaat (plano) en met vetgedrukte kop in kapitaal. Ze zijn op een enkele uitzondering na allemaal namens de burgemeester en ‘assessoren’ (wethouders) uitgevaardigd en daarom bovenaan voorzien van het gemeentewapen.


Mijn twintigste eeuwse exemplaren zijn allemaal afkomstig van diverse polderbesturen, zonder gemeentewapen en wat de kop of het onderwerp, betreft meer ‘to the point’.
Het gaat dan om bijvoorbeeld: ‘Begrooting’, ‘Publieke verpachting’, ‘Oproeping voor…’, ‘Vaststelling van…’, en ‘Kohier van den omslag’. Soms op groot formaat maar ook vaak op een A4 formaat alleen 5 centimeter langer.


Drukker van het gemeentebestuur van Nieuwer-Amstel in de eerste helft van de negentiende eeuw was ene J.M. Schut. In de Nederlandsche Staatscourant van 31 juli 1820 vond ik een berichtje waaruit blijkt dat hij ook ‘chits- en gemarmerd papier’ maakte en dat zijn bedrijfje was gevestigd aan de Overtoom, ‘op Winterdorp’ (een huis op nr. 385), wijk 8, no. 91, gemeente Nieuwer-Amstel (vanaf de annexatie in 1896 Amsterdam).

Er waren meer drukkers die dergelijk drukwerk vervaardigden. De onderstaande ‘Beschouwing en bekeuring’ van de poldermeesters van de Binnendijkse Buitenveldertse Polder uit 1826 werd gedrukt in Amsterdam “bij Schalekamp en van de Grampel op den Nieuwenzijds Voorburgwal in de Zwarte Hen”.


Eind negentiende eeuw is dit polderbestuur overgestapt naar een groter bedrijf. Onder een ‘Oproeping’ gedateerd 30 maart 1899 staat dan: Ipenbuur & Van Seldam, Damrak 48 en 54 (en later, Singel 91). Mijn vroeg twintigste eeuwse aanplakbiljetten vermelden vaak niet meer de naam van een drukker. Een uitzondering is een ‘Keur’ van het college van het dagelijks bestuur van de Buitendijkse Buitenvelderse polder uit 1905) waaronder ik de naam aantrof van de “Typ. Snelpersdrukkerij Gebr. Gimbel, Overtoom 354, Amsterdam”.


Ik schreef al dat sommige exemplaren met de hand zijn ingevuld of bijgewerkt.
Bij jaarlijks terugkerende mededelingen liet de drukker bepaalde gedeelten blanco (bijvoorbeeld jaartallen). De desbetreffende functionaris vulde met een pen de actuele gegevens in.
Met name onder het drukwerk uitgegeven in de twintigste eeuw door polderbesturen zitten bijgewerkte exemplaren. Zeer waarschijnlijk zijn dit (dubbele) archiefexemplaren geweest die met pen werden geactualiseerd om als voorbeeld te dienen voor de drukker.
Vaak staat in de kop: ‘Proef’ (s.v.p. graag een proefdruk!) en soms, zoals bij de afgebeelde ‘Publieke verpachting’, ook de krant(en) waarin het bericht moest worden opgenomen.


Zoals u kunt lezen werd er nog steeds veel vergaderd in de kroeg. Het ene jaar in ‘Het Dorstig Hert’ (c.q. 'Mej. de Wed. C.J. Werkhoven') en het jaar daarna in ‘Het Wapen van Nieuwer-Amstel’. Sommige dingen moet je niet willen veranderen.