Op een van onze zomervakantiedagen bezochten we Eisenach in Thuringen.
Ik kende de stad alleen uit de verhalen van een inwoner die ik ruim twintig jaar geleden sprak.Dat was in een andere tijd (het IJzeren Gordijn was er nog) en in een andere vakantie. Destijds was het beeld dat wij van Eisenach kregen dat van een grauwgrijs typisch Oost-Duits industriestadje. Mogelijk was dat ook ooit zo maar daar was dan in de zomer van 2011 niets meer van te merken. Integendeel. Wie zijn ogen in Eisenach de kost geeft ontdekt al gauw dat de stad aan de voet ligt van een berg met op de top een imposante burcht.
Dit is niet zomaar een kasteel maar de Wartburg, een van de best behouden en mooiste wereldlijke gebouwen in laat-romaanse stijl ten noorden van de Alpen.
Zijn bekendheid ontleend de burcht aan verschillende legendarische en historische gebeurtenissen zoals de sage van de ‘Sängerkrieg’ die later door Richard Wagner (1813-1883) werd verwerkt in zijn romantische opera “Tannhäuser” (1845).
Verreweg het meest bekend is de Wartburg als de plaats waar Maarten Luther (1483-1546), bijna een jaar, in ballingschap verbleef nadat hij in
Tijdens een hevige regenbui namen wij daar deel aan een rondleiding en uiteraard heb ik toen ook een foto genomen van de ‘Lutherstube’, het werkkamertje waar Luther het Nieuwe Testament in het Hoogduits vertaalde dat alle Duitsers konden lezen. Het is dus een misverstand dat Luther de Bijbel voor het eerst in het Duits vertaalde. Tenminste achttien vertalingen gingen aan de zijne vooraf, zoals de ‘Mentelin-Bibel' (1466) en de ‘Otmar-Bibel’ (1507 en 1518).
Ook voor boekengekken is de Wartburg een goede plek want ze beschikken daar over een slotwinkeltje met diverse interessante uitgaven.
Zo kocht ik onder andere een facsimile van de vijfennegentig stellingen (anoniem gedrukt rond de jaarwisseling van 1517/1518 in Leipzig, Neurenberg en Bazel) die Luther volgens de legende op 31 oktober 1517 op de deuren van de slotkapel in Wittenberg zou hebben geplakt.
In Luther’s befaamde stellingen draait het om vergeving en met name de praktijken rond de aflaat waarin een levendige handel bestond en waaraan de Rooms-katholieke kerk grof geld verdiende. Met een gedeeltelijke of volle aflaat werd de
Aflaten worden nu nog steeds verstrekt al bestaan daarvoor allerlei regelingen en voorwaarden. Aangezien geen mens zonder zonde is, zelfs Perkamentus niet, besloot ik enige tijd geleden om eens op zoek te gaan naar iets wat mijn tijd in het vagevuur kan bekorten.
Weliswaar ben ik niet echt religieus (wel gedoopt) maar ook geen volslagen atheïst en je weet maar nooit… Voor dergelijke zaken moet je zoeken ‘beneden de grote rivieren’, in Brabant bijvoorbeeld of Limburg, maar Marktplaats werkt ook goed.
Na enig gesnuffel kocht ik voor een paar euri een officieel ‘ootmoedig verzoek aan de voeten van de Heilige Vader’ om een volle aflaat.
“Niet duur”, hoor ik u zeggen maar het is dan ook een ‘tweedehandsje’. Mogelijk dus niet meer zo krachtig, maar er staat geen houdbaarheidsdatum op dus ik gok het maar.
Het fraai gekalligrafeerde blad werd uitgegeven door het Vaticaan in 1924 onder het pontificaat van Paus Pius XI (1857-1939) die in volle glorie staat afgebeeld en inmiddels, voor wat betreft het hiernamaals, zelf ervaringsdeskundige is.
De handgeschreven tekst eronder bevestigd dat het verzoek genadelijk door de heilige Vader wordt erkend (“Sanctissimus Dominus benigne annuit precibus. Dat. ex aedibus Vaticanis die 15 sept.1924”). Het geheel is voorzien van het pauselijke zegel in preegdruk en officieel ondertekend door Carolus Cremonesie, aartsbisschop van Nicomedia.
Zorgvuldig is de naam (een zondaar die het vagevuur al enige tijd geleden heeft verlaten) verwijderd zodat ik te zijner tijd op de lege plaats mijn eigen naam kan invullen. Daarmee wacht ik nog even want volgens de gebruiksaanwijzing wordt de volle aflaat pas verleend “in het stervensuur, mits tot biechten of communiceeren niet meer in staat zijnde…”.
Nog even geduld dus, maar deze zondaar is tenminste voorbereid!