Ik praat, lees en schrijf nu eenmaal graag over het oude boek, perkament, curieuze brochures en rariteiten bedekt door het stof der eeuwen. Ik ben een fan van paleografie, genealogie, iconografie, bibliofilie, en nog wat andere ie’s waarvan de gemiddelde lezer geen flauw benul heeft. Ja, ik duik graag in archieven, musea, bibliotheken en ben een fan van in het wild voorkomend cultureel erfgoed.
Voor velen (mijn dochter van achttien incluis) ben ik een wereldvreemde kluizenaar; saai, grijs en stoffig. Een vriendelijke ‘weirdo’ tussen boekenbergen en antiquiteiten, die met zijn uiterlijk voorkomen wel wat weg heeft van ‘uncle Fester’ uit de ‘The Addams Family’, al word ik tegenwoordig vaker aangezien voor Ferd Grapperhaus of (als ik wat gedronken heb) Frits Wester...
Om dat beeld enigszins te corrigeren wil ik het met u ditmaal niet hebben over mijn gebruikelijke stokpaardjes. Er staat in de huiskamer genoeg
Wat dacht u bijvoorbeeld van “The UFO experience. A scientific inquiry” (Chicago, 1972).
Ik ben altijd al een fan geweest van films en documentaires over UFO’s, vooral als dit onderwerp behandeld en onderzocht wordt vanuit een wetenschappelijke hoek.
Dr. J. Allen Hynek (1910-1986) was een Amerikaanse astronoom die in opdracht van de Amerikaanse Marine onderzoek deed naar UFO’s.
Weinigen zullen zijn naam of werk kennen maar wellicht herinneren de ouderen onder u zich de science fiction film “Close encounters of the third kind” (1977) van Steven Spielberg waarin hij een gastrol vervulde. Terecht, want het was Hynek die het ufofenomeen zijn bekende classificatiesysteem gaf. Overigens en geheel terzijde; ik ben een echte sciencefiction film liefhebber…
Dr. J. Allen Hynek (1910-1986) was een Amerikaanse astronoom die in opdracht van de Amerikaanse Marine onderzoek deed naar UFO’s.
Weinigen zullen zijn naam of werk kennen maar wellicht herinneren de ouderen onder u zich de science fiction film “Close encounters of the third kind” (1977) van Steven Spielberg waarin hij een gastrol vervulde. Terecht, want het was Hynek die het ufofenomeen zijn bekende classificatiesysteem gaf. Overigens en geheel terzijde; ik ben een echte sciencefiction film liefhebber…
Prikkeldraad! We zijn er allemaal wel eens aan blijven hangen, maar niemand staat erbij stil dat er een prikkelende geschiedenis schuilgaat achter die ijzeren draden en dat er zelfs een prikkeldraadmuseum is zal wel niemand weten. Hoewel…
Veel van mijn lezers kennen ook nog wel die andere bibliofiel, Boudewijn Büch (1948-2002).
En ja, ook Büch had een fascinatie voor prikkeldraad zoals u kunt lezen in “Hekken, prikkeldraad en kamelen”, het eerste hoofdstuk van zijn laatste boek ”Steeds verder weg” (Amsterdam, 2002).
Een meer serieus werkje is: “Scottish clans & Tartans. 150 tartans illustrated in full colour” (London, 1993). De Kilt (de Schotse mannenrok) zullen velen onder u wel kennen van bezoekjes aan het ‘perfide Albion’ of van films zoals “Braveheart” (1992) met Mel Gibson.
Voor diegenen die altijd hebben gedacht dat de kilt bestond uit willekeurig gekozen gekleurde stof volgens de laatste mode kan ik dit boekje aanraden, want niets is minder waar.
Voor diegenen die altijd hebben gedacht dat de kilt bestond uit willekeurig gekozen gekleurde stof volgens de laatste mode kan ik dit boekje aanraden, want niets is minder waar.
Elke familieclan onderscheidt zich door zijn eigen ‘tartan’ met zijn eigen specifieke patroon en kleuren.
Kortom, met deze gids kunt u voortaan een lid van Fletcherclan onderscheiden van een MacGillivray en een Macrae van een Campbell of Argyll. Altijd handig, nietwaar!
Kortom, met deze gids kunt u voortaan een lid van Fletcherclan onderscheiden van een MacGillivray en een Macrae van een Campbell of Argyll. Altijd handig, nietwaar!
De enkele nieuwsgierige bezoeker die voor het eerst naar mijn volle boekenkasten kijkt en vraagt wat mij zoal interesseert mag ik graag overrompelen met: “Het penisboek” (Keulen, 2000). Een boekje dat het mannelijk lid vol in de schijnwerpers zet. Een echte kringloopvondst, waar er drie naast elkaar op de plank stonden. DRIE!
Volstrekt onbegrijpelijk, want wie wil er nou niet voor anderhalve euro kennisnemen van allerlei nutteloze kennis rondom de penis? En dan die blik van de kassajuffrouw, onbetaalbaar….
Een ander fenomeen dat op een wetenschappelijke manier wordt benaderd is: “Reïncarnatie, 20 gevallen van vermoedelijke wedergeboorte” (Amsterdam, 1981).
Het boek werd geschreven door een Amerikaanse psychiater, dr. I Stevenson (1918-2007). Geheel onomstreden is zijn onderzoek overigens niet maar dat neemt niet weg dat het al met al boeiende verhalen oplevert. Leven na de dood, wie interesseert zich daar niet voor?
Of dat reïncarnatie is weet ik niet want er zijn tal van andere mogelijkheden en ook daarover is geschreven. Stevenson zelf is - voor zover mij bekend - nog niet gereïncarneerd.
Dan weer zo’n onzinboekje over een onderwerp dat niemand ziet, tenzij je vaak met het hoofd in de nek loopt: “Ornamenten & Windvanen“ (Hilversum, 1999). Het is een rijk geïllustreerd overzicht van in Nederland voorkomende ornamenten zoals de windwijzer of windvaan op daken, torens en schoorstenen. De meesten onder u zullen wel de (oeroude) ‘windhaan’ kennen die op vele kerktorens staat maar er zijn talloze andere ornamenten die ontsnappen aan onze aandacht en nooit bezoek krijgen, behalve dan van de bliksem. Ik blijf me verbazen over dit soort boekjes. Hoeveel mensen delen deze afwijking passie van auteur B.M. Oostendorp sr., ‘torenaar’ in ruste?