Wie een blik werpt op 18de eeuwse kaarten zal onmiddellijk zien dat het landschap rondom Amsterdam waterig polderland was. Daarvan is tegenwoordig nog maar weinig zichtbaar, want landschappelijke herinrichting en bebouwing heeft veel karakteristieke waterplassen en polderelementen weggepoetst. Het enige wat soms nog merkbaar of zichtbaar is zijn de hoogteverschillen tussen de oorspronkelijke polder en de omringende dijken of de overgang tussen uitgeveende en niet uitgeveende gedeelten. Alleen wie verder kijkt en kennis heeft van de oorspronkelijke polderstructuren ziet ook overeenkomsten met het huidige stratenplan en de loop van waterwegen nu.
Een oorspronkelijk bewaard gebleven polder of ‘droogmakerij’ (leeg en vlak) is zeldzaam geworden en het is dan ook niet voor niets dat de in 1612 drooggevallen Beemster, ten noorden van Amsterdam, sinds 1999 op de wereld erfgoedlijst van UNESCO staat.
Inmiddels bezit ik documentatie met betrekking tot het ‘watermanagement’ in de Buitenvelder(t)se polder, de Watergraafs- of Diemermeer, de Bijlmermeer, de ‘Ronden-hoeps-polder’, de Legmeer en het hoogheemraadschap Amstelland (thans alle vallende onder het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht). De meesten publicaties zijn uit de 18de en 19de eeuw en zijn in waterschapsarchieven nog wel aanwezig.
In het antiquarisch circuit echter kom je materiaal met betrekking tot genoemde poldergebieden maar zeer zelden tegen. Dat komt natuurlijk door het feit dat de oplage van dergelijke uitgaven destijds beperkt was. De doelgroep, m.n. de ingelanden (landeigenaren) en de bestuurders van de desbetreffende polder, was maar klein en de regels en verordeningen verouderden snel.
Ik ken op dit gebied niet veel medeverzamelaars. Wellicht omdat deze uitgaven wat inhoud betreft niet spectaculair zijn en vrijwel nooit geïllustreerd. Ook wat het uiterlijk betreft valt er weinig te beleven. Geen luxe ingebonden prachtuitgaven maar vaak niet meer dan een paar bladzijden met een gemarmerd papieren omslagje. Desondanks zijn de prijzen stevig en stabiel. Voor de pamfletjes heb ik nooit meer hoeven betalen dan honderd vijfentwintig gulden (en na 2001 hetzelfde bedrag in euro’s).
De geschiedenis van deze polder en de gelijknamige stadswijk ('de Bijlmer') die hier in de jaren zestig van de vorige eeuw werd gebouwd is een verhaal op zich en is zelfs één van de onderwerpen in ‘de canon van Amsterdam’ (venster 46).
Laat mij volstaan met enkele feiten. Al in de 12de eeuw stond deze waterplas bekend onder de naam ‘Biddelmerbroke’. In de 17de eeuw werd ze tweemaal drooggemalen (1627 en 1678) maar in 1702 stond ze, na een zware storm, alweer onder water. Tussen 1818 en 1826 werd ze voor de derde keer - en ditmaal definitief - drooggemalen en dat was natuurlijk de reden voor het verschijnen van het bovenstaande reglement van administratie en beheer.
De landelijkheid van het gebied blijkt uit vrijwel alle artikelen. Ter illustratie daarvan de tekst onder artikel negentien. “Dijkgraaf en Heemraden van het Bijlmermeer zullen, geadsisteerd met wien zij noodig zullen oordeelen, twee maal des jaars; te weten: in Junij en in October, de Schouw drijven op het banwerk van de Buiten- en Binnenringsloot, Molentogten, Togtberm-, Kavel- en Heinslooten en over de bij vorige Schouwing ter verschieting opgekeurde Slooten; zullende de voorgeschrevene Ringslooten, Molentogten en Slooten op den Schouwdag moeten zijn gezuiverd, van alle ruigte, uit gesneden en gekroost, de rijs en willige stooven uit de kanten gestoken, het kwal en de vlabben schoon uitgebaggerd, uitgevischt en op de kanten nedergelegd, en zulks op eene boete van Zestig Cents voor ieder vak der Ringsloot of Togtslooten tot eenen kavel behoorende, mistgaders voor iedere Sloot die alsdan bevonden zal worden niet behoorlijk gebanwerkt te zijn”.
De dreigende boete heeft gewerkt. Een foto op locatie (F-buurt), bijna twee eeuwen later, laat zien dat deze thans geheel zonder ‘kwal en vlabben’ is.
Voor de zuivering van ‘ruigte’, maar dan van een heel andere soort, zorgt de politie!
Laat mij volstaan met enkele feiten. Al in de 12de eeuw stond deze waterplas bekend onder de naam ‘Biddelmerbroke’. In de 17de eeuw werd ze tweemaal drooggemalen (1627 en 1678) maar in 1702 stond ze, na een zware storm, alweer onder water. Tussen 1818 en 1826 werd ze voor de derde keer - en ditmaal definitief - drooggemalen en dat was natuurlijk de reden voor het verschijnen van het bovenstaande reglement van administratie en beheer.
De landelijkheid van het gebied blijkt uit vrijwel alle artikelen. Ter illustratie daarvan de tekst onder artikel negentien. “Dijkgraaf en Heemraden van het Bijlmermeer zullen, geadsisteerd met wien zij noodig zullen oordeelen, twee maal des jaars; te weten: in Junij en in October, de Schouw drijven op het banwerk van de Buiten- en Binnenringsloot, Molentogten, Togtberm-, Kavel- en Heinslooten en over de bij vorige Schouwing ter verschieting opgekeurde Slooten; zullende de voorgeschrevene Ringslooten, Molentogten en Slooten op den Schouwdag moeten zijn gezuiverd, van alle ruigte, uit gesneden en gekroost, de rijs en willige stooven uit de kanten gestoken, het kwal en de vlabben schoon uitgebaggerd, uitgevischt en op de kanten nedergelegd, en zulks op eene boete van Zestig Cents voor ieder vak der Ringsloot of Togtslooten tot eenen kavel behoorende, mistgaders voor iedere Sloot die alsdan bevonden zal worden niet behoorlijk gebanwerkt te zijn”.
De dreigende boete heeft gewerkt. Een foto op locatie (F-buurt), bijna twee eeuwen later, laat zien dat deze thans geheel zonder ‘kwal en vlabben’ is.
Voor de zuivering van ‘ruigte’, maar dan van een heel andere soort, zorgt de politie!