De antiquair, een handelaar in oude kunst, sier- of gebruiksvoorwerpen, wordt menigmaal verward met de antiquaar wiens handel zich beperkt tot min of meer oud drukwerk, vooral boeken.
De verwarring is begrijpelijk.
Zeker als je bedenkt dat menig antiquair ook wel eens een oud prentje of boekje verhandeld. Andersom, een antiquaar die bijvoorbeeld antiek zilver of meubels verkoopt, komt vrijwel niet voor.
Als antiquair lid worden van de ‘Nederlandse Vereeniging van Antiquaren’ (NVvA) is niet mogelijk maar antiquaren kunnen wel lid zijn van de club van antiquairs; ‘De Vereeniging van Handelaren in Oude Kunst’ (VHOK).
Zowel de VHOK als de NVvA bestaan al geruime tijd, de eerste sinds 1911 en de tweede sinds 1935. Van beide bezit ik het (van harte aanbevolen) jubileumboek met een overzicht van de geschiedenis en de ontwikkeling van de desbetreffende ‘vereeniging’.
Als het gaat om boeken over deze beroepsgroepen, hun handel en klanten, dan heeft de bibliofiel meer geluk dan de liefhebber van oude kunst en antieke voorwerpen. Over boekhandel en antiquariaat zijn namelijk – hoe kan het ook anders - meer boeken verschenen dan over de wereld van de antiquair. Alleen als het gaat het om verhalen over het persoonlijke wel en wee van deze figuren is er een overeenkomst te bespeuren. Noch de antiquaar noch de antiquair geven graag hun memoires prijs aan het papier. Van de eerste ken ik maar een handvol uitgaven en van de laatste slechts één, het boekje van Saam Nijstad (1922-2011): “Van antiquair tot kunsthandelaar. Leven en werk van Saam Nijstad en zijn ontmoeting met de Nieuwe Wereld” (Zwolle, 2004).
De antiquair en antiquaar zijn familie van elkaar. Aan beide woorden ligt het Latijnse antiquarius ten grondslag. Een oude term waarmee de liefhebber van oudheden wordt bedoeld, zoals ikzelf.
Tot de ‘antiquariï’ behoorden veel bekende bibliofielen. Naast boeken en manuscripten ging hun interesse ook uit naar de vaderlandse geschiedenis, archeologie, sfragistiek en numismatiek. Ze verzamelden antieke (gebruiks)voorwerpen, munten en penningen en publiceerden daarover zoals mr. Gerard van Loon (1683-1758). Met hem maakten we al eerder kennis. Anderen, zoals Cornelis van Alkemade (1654-1737) en zijn schoonzoon mr. Pieter van der Schelling (1691-1750), waren vooral geïnteresseerd in oude gebruiken en gewoonten.
Zowel de handel in antiek als oud drukwerk kent een lange traditie. Van beiden zijn al vroeg de ‘pareltjes’ verhandeld en verzameld. In de loop der tijd zijn de meeste topstukken wel in een museum of bibliotheek terechtgekomen. Een schilderij van Rembrandt of de Gutenbergbijbel worden nog maar zeer zelden op de open markt aangeboden.
Veel antiek, zoals deze lege wijnfles en roemer uit de achttiende eeuw, was vroeger gewoon veelvoorkomend gebruiksgoed en werd niet bewaard maar weggegooid. Archeologen vinden daarvan veel terug. Met papier is dat anders. Juist van het in grote hoeveelheden uitgegeven populair drukwerk, zoals almanakjes, nieuwstijdingen en liedjes is vaak bar weinig overgebleven.
De antiquaar en antiquair kennen een select publiek van liefhebbers. Zowel boeken (oud of nieuw) als antiek (kunst of gebruiksvoorwerp) zijn tegenwoordig niet echt ‘hot’, te oordelen naar de wooninrichting- en huisstylingprogramma’s op TV.
Ik vermoed dat er desondanks meer (winkel)antiquariaten verdwijnen dan antiquairs. Ik ken ook (nog) geen verzendantiquairs, wel verzendantiquariaten.
Een wezenlijk verschil tussen antieke voorwerpen en boeken is dat het bij de eerste vooral draait om esthetische waarden en bij de laatste vooral om de informatieve waarde. Het boek is in de eerste plaats informatiedrager. Maar om alleen kennis te nemen van de tekst hoef je tegenwoordig veel boeken niet meer te kopen en heb je dus ook geen antiquaar meer nodig.
Een ander verschil is dat vooral antiek last heeft van moderne vervalsingen die veel op internet worden aangeboden. Geknoei met oude boeken kom je daar ook wel tegen maar een moderne vervalsingen van een zeventiende of achttiende eeuws boek nooit. Het zal wel niet lonend zijn en lijkt mij ook een stuk moeilijker al was het maar omdat elke rechtgeaarde bibliofiel zijn neus gebruikt!
Want of ik nou mijn middeleeuwse Pingsdorf beker of vroeg negentiende eeuws koperen scheerbekken besnuffel (en beide zijn echt!).
Ik ruikt helemaal niks. Maar de geur van boeken, (lompen)papier, drukinkt, oud leer of perkament is onmiskenbaar en onvervalsbaar.
“Waar ben ik met mijn pijl en boog
Op uit? Is het de boekengeur?
Ik ruik aan stapels, torenhoog,
Tot ik daartussen iets bespeur
Wat ruikt naar poeder, eeuwenoud,
Door boekenwurmen opgewoeld,
Of naar een bordje havermout –
Er is geen geur die me bekoelt.
Al stinkt een boek naar zalf of teer,
Er is nog altijd plaats voor meer.”
(Gerrit Komrij: “Ballade van de boekenjager”, Eindhoven 2008)