In 2014 maakte ik voor het eerst kennis met 't vooronder. Op uitnodiging van boekenvriend Wim Heijting mocht ik aanschuiven als lid van de redactie van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen (NGB). Onze vaste vergaderplek was 't vooronder, zoals wij het souterrain van het huis aan de Amsterdamse Prinsengracht 901 noemden.
Gastvrouw was Isa de la Fontaine Verwey-le Grand, die samen met poes Lotje tot het redactiegezelschap behoorde.
Vanaf de straat was 't vooronder al te zien. Naast de hardstenen trap die naar de bel-etage voerde zat een flink raam dat binnen uitzicht bood op talrijke passerende benen, fiets- en autowielen. Isa deed altijd zelf open en begroette dan haar 'koetsier', de bijnaam die ik kreeg omdat ik haar regelmatig met de auto naar diverse bijeenkomsten bracht en weer terug naar huis. Tal van nieuwjaarskaartjes en envelopjes herinneren mij daar nog aan. Zelf noemde ik mij gekscherend haar chaperon.
Door de voordeur kwam je in een smalle gang met kapstok en marmeren vloertegels. Een paar meter verder rechts was een deuropening. Daar voerde een smalle wenteltrap ('pas op voor je hoofd!') naar het onderhuis. Beneden bevonden zich - aan de achterkant van het huis - de keuken (met het toilet) en aan de voorkant... 't vooronder.
Het was geen grote kamer, maar er was voldoende plek voor een grote ovale tafel en stoelen met kussentjes. Mijn vaste plek was altijd op de stoel met mijn rug naar het raam. Thee met lange vingers en witte wijn met kaasstengels behoorden tot de vaste tafelaccessoires. Er werd uiteraard vergaderd maar vooral ook veel gekletst over de wereld van het boek en onze diverse belevenissen daarin. Die waren nogal verschillend want de redactie was en is - net als het genootschap zelf - altijd een bonte mengeling geweest van boekwetenschappers, bibliothecarissen, drukkers, boekenliefhebbers en verzamelaars.
Overal in het huis aan de Prinsengracht stonden of lagen stapeltjes boeken. In 't vooronder stonden ze op lange planken langs de wanden, rij na rij. Veel Franstalig, veel negentiende eeuws, en ook veel boekwetenschap. Ook stond er een kastje met een aantal oude drukken in bijzondere banden (die inmiddels allemaal zijn geschonken aan de Bijzondere Collecties van de UvA, thans Allard Pierson). Het wachten op andere redactieleden duurde nooit lang. Ik vond er altijd wel iets om in te bladeren en veel van wat er aan genootschapsuitgaven en boekhistorie stond was mij wel bekend. Het merendeel van de boeken stond er al decennialang en behoorde tot de persoonlijke bibliotheek van Herman de la Fontaine Verwey (1903-1989), de oervader van de Nederlandse boekwetenschap. Zijn boeken waren herkenbaar aan het ronde ex-libris ontworpen door Sjoerd Hendrik de Roos (1877-1962) met centraal daarop een riviergod, zijn naam en de spreuk: "Il en prent, qui veut de la fontaine".
In de boekenrijtjes stonden ook enkele bijzondere exemplaren en één daarvan herinner ik me nog heel goed en sprak sterk tot mijn verbeelding. Het ging om: "Studia Bibliographica in honorem Herman de la Fontaine Verwey" ('Amstelodami, Kalendis novembris, 1966'). Een 'Festschrift' onder redactie van S. van der Woude. Het was het exemplaar voor Herman de la Fontaine Verwey zelf, luxe gebonden door de uitgever, M. Hertzberger (1897-1982), in rood leer met gemarmerde schutbladen en vergulde kopsnede. De publicatie (478 bladzijden) bevat 28 bijdragen, inclusief de introductie door de hoofdconservator van de Belgische Koninklijke Bibliotheek, Herman Liebaers (1919-2010). Alles is in het Frans, Duits of Engels, ook de 13 bijdragen uit Nederland! Het 'Festschrift' was een geschenk ter gelegenheid van het zilveren jubileum van Herman de la Fontaine Verwey als bibliothecaris (directeur) van de Universiteitsbibliotheek Amsterdam. Het boek zou overigens pas in het voorjaar van 1968 verschijnen.
Een 'Festschrift' is een uitgave die originele bijdragen bevat van naaste vrienden, collega's soms ook voormalige promovendi van de desbetreffende honoré, vaak een academicus. Het verschijnt meestal ter gelegenheid van diens pensioen, een belangrijke verjaardag of een ander opmerkelijk jubileum. Herman de la Fontaine Verwey was in de boekenwereld niet de enige die een dergelijk eerbetoon in de vorm van een 'Festschrift' zou ontvangen.
Dat overkwam bijvoorbeeld ook de antiquaren Nico Israel (in 1989), Anton Gerits (in 1990) en Bob de Graaf Bierbrauwer (in 1992). Een recent voorbeeld is de uitgave die verscheen ter gelegenheid van het afscheid van Paul Hoftijzer (sinds 2013 de redactievoorzitter van het NGB), als hoogleraar boekgeschiedenis aan de Universiteit van Leiden: "Om het boek, Cultuurhistorische bespiegelingen over boeken en mensen" (Hilversum, 2020).
Ook in mijn bibliotheek staan diverse voorbeelden, zoals: "Boeken verzamelen" (Leiden, 1983), aangeboden aan mr. J.R. de Groot bij zijn afscheid als bibliothecaris van de Rijksuniversiteit Leiden en natuurlijk (één van de meest bekende in dit genre); "De Arte et Libris. Festschrift Erasmus 1934-1984" (Amsterdam, 1984), aangeboden aan de antiquaar en boekhandelaar Abraham Horodisch (1898-1987).
Met de verhuizing van Isa en Lotje - enige jaren geleden - kwam ook een eind aan de jarenlange vergaderingen in 't vooronder. Sweet memories bleven. In oktober 2019 twitterde boekenvriend Koen de Jager - die een lezenswaardig blog bestiert onder de titel "Quis leget haec?" - dat hij via antiquariaat Klondyke in Almere eigenaar was geworden van het NGB-jubileumboek "De Complete Verzameling. Notities over het einde van boekencollecties" (Amsterdam, 2016). Niet zomaar een exemplaar, maar nummer 1 dat bij mijn weten aan de auteur, Paul van Capelleveen, was geschonken.
Het bleek echter te gaan om het Romeins genummerde exemplaar I dat was aangeboden aan (onze hoofdsponsor) Isa de la Fontaine Verwey! Toen pas drong het tot mij door dat het opdoeken van 't vooronder, c.q. de verhuizing van onze gastvrouw naar een kleinere behuizing, natuurlijk ook gepaard was gegaan met de schifting en opruiming van de daar aanwezige omvangrijke boekenberg. Ik besteedde er verder geen aandacht aan maar onlangs schoot mij dit weer te binnen toen ik om de een of andere reden de website van antiquariaat Klondyke bezocht.
Ik snuffelde digitaal wat door hun aanbod en trof er verschillende boeken aan met de opmerking dat er een ex-libris in zat van Herman de la Fontaine Verwey. Toen ik vervolgens op zijn naam selecteerde en de prijs van hoog naar laag sorteerde stond bovenaan als klap op de vuurpijl diens speciaal gebonden huldeblijk dat ik ooit in 't vooronder had bepoteld en bewonderd.
U begrijpt wel dat dit boek inmiddels in mijn bibliotheek staat als een herinnering aan 't vooronder en een groot boekhistoricus die ik persoonlijk nooit heb gekend, maar wiens nabijheid ik toch in zekere mate heb gevoeld, dankzij mijn omgang met zijn allercharmantste weduwe Isa, 'de vrouw met het kleine naampje en het grote hart'... (*)
---------XXXXX---------
(*) Vrij naar Willem Walraven (1887-1943): “Itih, met het kleine naampje en het grote hart, werd geboren in de desa Tjigoegoer, dicht bij Tjimahi in de Preanger.” Het is de openingszin van zijn verhaal “De clan” dat met nog een ander verhaal van Walraven (“Op de grens”) door Rob Nieuwenhuys werd opgenomen in diens Indisch-Nederlandse bloemlezing “Bij het scheiden van de markt” uit 1960.