Pieck en Pfann in ‘de Poort’ schreef ik in december 2010. Als ik mijn blog statistieken moet geloven is de kans dat ik ooit nog een populairder bericht zal schrijven vrijwel nihil.
Waarom was uitgerekend dit bericht, in een snel half uurtje geschreven, zo immens populair? Was het de geromantiseerde afbeelding die Pieck tekende van het boekwinkeltje van Pfann in de Oudemanhuispoort? De sprookjesachtige sfeer die bij velen gevoelens van nostalgie opriep? Of ging het om de inhoud, een vlot geschreven artikel dat de teloorgang van het oude winkelantiquariaat, waaronder Pfann, in een notendop weergaf? Een combinatie misschien van beiden? Het tijdstip van publicatie? Het feit dat de afbeelding ook werd gebruikt bij
mijn eerste guest editorial voor de Private Library?
Ben benieuwd hoe dit artikel gaat scoren want wederom is hier een kerst- annex nieuwjaarskaart met een afbeelding van
Anton Pieck (1895-1987) uitgangspunt voor een klein exposé.
Ditmaal tekende Pieck een romantisch wintertafereeltje van schaatsende figuurtjes op de gracht rond een sprookjesachtige kasteelruïne. Net als bij zijn tekening van het boekwinkeltje van Pfann gaat het om een inmiddels vergane werkelijkheid, gezien door het oog van de kunstenaar.
We kunnen een en ander zelf constateren aan de hand van het voorbeeld, de tweede gravure uit: “
Kabinet van Nederlandsche outheden en gezichten: Vervat in 300 konstplaaten, verzamelt, getekent en in ’t koper gebragt door den Konst-ryken Abraham Rademaker” (Amsterdam, 1725). Het onderschrift bij de afbeelding meldt dat het gaat om “
’T Huis Kostverloren, zo als het zich vertoonde in den jare 1650, door brant verdelgt, en te voren door ’t wechzakken van den gront verscheiden malen buiten staet geraekt, waer uit de naem gesproten is van Kostverloren”.
De gravure is weliswaar niet gekleurd maar toch is er sprake van een totaal andere sfeer. Kijkt u even mee?
De bomen hebben blad, de blauwe lucht gaat niet geheel schuil achter de witte wolkenpartij en het blauwgrijze water rond de ruïne is niet bevroren. De twee minieme figuurtjes op de brug staan niet naast de restanten van een spookkasteel, maar bezoeken gewoon als nieuwsgierige toeristen een interessante ruïne op een frisse lentedag.
Wie nu denkt dat
Abraham Rademaker (1676/77-1735) origineel was moet ik teleurstellen. Ook hij creëerde zijn eigen verbeelding van de werkelijkheid door een bestaande afbeelding als uitgangspunt te gebruiken.
Kostverloren was een van de oudste buitenplaatsen langs de rivier de Amstel en leek door zijn woontoren, ommuring en ringgracht wel wat op een kasteel of
stins.
De buitenplaats is talloze malen afgebeeld en er is veel over geschreven. Voor het laatst uitgebreid door
Architectenbureau P.L. van Gent B.V. in “
Kostverloren revisited. Een onderzoek naar de (bouw-) historie van het huis Kostverloren” (z.p. 1995).
Deze onderzoekspublicatie diende destijds als uitgangspunt bij de plannen om de buitenplaats te herbouwen op de oorspronkelijk locatie.
Die herbouw ging niet door, de huidige locatie is nog steeds een weiland, en wat restte was deze aardige publicatie die een goed en beknopt overzicht geeft van de beschikbare gegevens over Kostverloren in woord en beeld.
De voorkant van het boekje laat één van de twee schilderijen zien die de befaamde 17de eeuwse kunstschilder
Jacob Isaacksz. van Ruisdael (ca. 1628-1682) maakte van de sloop van ruïne van Kostverloren, na 1659. Met
dit prachtige schilderij, uit de collectie van het
Amsterdams Historisch Museum, zijn we aan de basis van de beeldvorming door Rademaker en Pieck beland.
Ruisdael gaf Kostverloren minutieus weer zoals het gebouw zich in zijn tijd vertoonde (al zijn de naaktzwemmers in de ringgracht waarschijnlijk aan zijn fantasie ontsproten). Ook andere beroemde 17de eeuwse schilders deden dat, waaronder
Rembrandt van Rijn (1606/1607-1669),
Meindert Hobbema (1638-1709) en
Jan van Kessel sr. (1626-1679).
Van Rademaker zijn nog meer afbeeldingen bekend. Behalve de ruïne is er zijn prent van de buitenplaats zoals die er in volle glorie, rond 1630, moet hebben uitgezien (gravure 1 uit zijn “
Kabinet van Nederlandsche Oudheden…”).
Tot slot is er nog zijn afbeelding van de nieuwe buitenplaats die, na sloop van het vervallen gebouw, op dezelfde locatie begin 18de eeuw werd gebouwd (gravure 46 in: "
Hollands arcadia, of de vermaarde Rivier Den Amstel…” (Amsterdam 1730). Niets doet dan meer herinneren aan de desolate 17de eeuwse ruïne.
'Ruisschenstein’, het lusthof van de heer
Manuel Ximenes Baron de Bellemonte (1688-1729), is een op en top voorbeeld uit een rijk gevuld patriciersleven in het eerste kwart van de 18de eeuw.
Terug naar Pieck en zijn verbeelding van de werkelijkheid.
De gravure van de sfeervolle 17de eeuwse ruïne met zijn holle vensterogen, tekende hij vrijwel ongewijzigd na.
Op de gracht fantaseerde hij wat schaatsende dames en heren getooid met hoge hoed en kap en rechts vooraan een ouderwetse slee.
Door zijn fantasie worden we teruggevoerd naar een andere eeuw; een willekeurige winter honderd vijftig jaar geleden.
Het gekozen jaargetijde zorgt er voor dat de kille eenzaamheid van de ruïne wordt versterkt.
Pieck's grootste verdienste lag echter in het creëren van een sprookjesachtige enigszins spookachtige sfeer. Dat effect werd bereikt door rond de torentop wat rondcirkelende kraaien of vleermuizen te tekenen en het dreigende bos met zijn klauwende kale takken. Het geheel werd vervolgens gezet in een mysterieus licht; de grijsgele gloed van een lucht vol sneeuw.
Zo ziet het Huis Kostverloren er uit in het universum van Pieck; als in een sprookje...