De auteur was tweemaal gehuwd. Eerst met Johanna Muhl (1718-1768), met wiens broer Jacob Muhl (1715-1787) hij een handel in verfstoffen (indigo) voerde. Na haar overlijden vroeg hij nog in hetzelfde jaar en geheel in stijl, met een gedicht, haar zeer goede vriendin de classicistische dichteres Lucretia Wilhelmina Van Merken (1721-1789) ten huwelijk.
Zij beantwoordde zijn aanzoek, eveneens met een gedicht, positief. Eén van de drempeldichten in ‘de Amstelstroom’ is van haar hand.
Ik bezit mijn exemplaar inmiddels meer dan tien jaar en toch is het pas een week geleden dat mij iets opviel. Direct na de allegorische titelprent (‘frontispice’) en de titelpagina zit nog een paginagrote gravure van en door S. (Simon) Fokke (1712-1784).
Even dacht ik dat dit een tweede titelprent was voor de direct daarna volgende opdracht van de auteur aan zijn zwager “Toewying aan mynen schoonbroeder den heere Jacob Muhl”, maar ik kon me eigenlijk niet herinneren dat ik deze prent vroeger ook in andere mij bekende exemplaren van het boek was tegengekomen.
Na enig vergelijkend onderzoek bleek mijn herinnering juist te zijn. Een tweede titelpagina hoort niet in dit boek thuis. Een vreemde eend in de bijt dus, of liever gezegd een vreemde eend in de Amstelstroom.
Dat de prent ook niets te maken heeft met de ‘Toewying’ aan zwager Jacob Muhl ontdekte ik door in Frederik Muller’s: ‘Nederlandse Historieplaten...’ alle beschrijvingen van prenten door Simon Fokke na te lopen. De enige beschrijving die van toepassing leek was nr. 3885 (a).
Het ging om een allegorische prent op de verheffing in 1747 van Willem IV tot stadhouder en kapitein-generaal; “de Maagd van Nederland houdt het portret van Willem IV in medaillon op haren schoot. Naar en door S. Fokke. 4˚, Titelprent? Voor het heldendicht: Willem IV?”.
Was dit dezelfde prent als in mijn exemplaar van ‘De Amstelstroom’ (?) en zo ja was deze inderdaad als titelprent gebruikt in het Oranje-epos: “Willem de IV.” geschreven door Margareta Geertruid de Cambon-van der Werken (1734-na 1796)?
Voor het beantwoorden van die vragen ging ik afgelopen donderdag, op de fiets, naar Amsterdam om een bezoekje te brengen aan het Rijksprentenkabinet (waar de verzameling historieprenten van Frederik Muller sinds 1881 berust) en vervolgens naar de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, die over een exemplaar van “Willem de IV.” beschikken.
In het Rijksprentenkabinet bleek dat nr. 3885 (a) inderdaad identiek was aan mijn prent.
In hun collectie zit ook nog een variant in rood gedrukt, nr. 3885 (b), en een variant waarbij de signatuur linksonder de afbeelding ontbreekt (nr. 3885 (c). De laatste wordt vermeld in het supplement op Muller’s catalogus. De catalogusbeschrijving voor alle drie luidt: “Allegorie ter ere van Willem V, 1755. Minerva met lans en vrijheidshoed en een portret van de stadhouder, op de voorgrond de Nederlandse Maagd, De Waarheid helpt de Geschiedenis met het schrijven in een boek dat rust op de schouders van de Tijd. In de wolken de Faam en engeltjes”.
Vervolgens ging ik naar Bijzondere Collecties, waar ik een exemplaar inzag van “Willem de IV.” (Leiden, 1756. In 1762 verscheen een 2de druk). Inderdaad, ingebonden voor de titelpagina zit mijn prent c.q. nr. 3885 (a). Daarmee is de vraag van Frederik Muller, na bijna anderhalve eeuw, positief beantwoord, maar blijf ik met nog een prangende vraag zitten. Waarom werd juist deze prent extra ingebonden in mijn exemplaar van ‘De Amstelstroom’?