vrijdag 26 maart 2021

De bibliomanie geboekstaafd


Ik ontving een maand geleden twee exemplaren van de eerste uitgave van de Stichting Desiderata (Genootschap van boekenvrienden). Het gaat om: "De bibliomaan" (Tilburg, MMXXI), een vertaling uit het Frans van een tekst van de journalist, bibliothecaris en bibliofiel Charles Nodier (1780-1844). Een bijzonder fraaie uitgave in bordeauxrood linnen gebonden (met stofomslag) voor slechts € 29,50 euro), die ik elke bibliomaan boekenliefhebber van harte kan aanbevelen. Een gedeelte van de oplage verscheen niet in de handel. Het werd gratis verstuurd aan alle leden van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen (NGB) en bevat een ander voorwoord (nl. dat van onze voorzitter Eddy Schuyer). Van Desiderata, waarvan ik ook lid ben, ontving ik een dag later ook de publieksuitgave, met een voorwoord van Bart van Loo.


Bij het boek zit als boekenlegger (en ondanks twee leeslinten) een 'Elzevierometer', een legendarisch liniaaltje waarmee de bibliofiel in oude uitgaven van Elzevier de witmarge rondom de tekst (de zetspiegel) kon meten (hoe groter, hoe beter!). Overigens is bij deze uitgave die witmarge maar liefst tweeënhalve centimeter! Voorts is de "De Bibliomaan" rijk geïllustreerd en geannoteerd en het leest als een trein. Nu nog een plekje zien te vinden in mijn overvolle bibliotheek! Vermoedelijk denkt u nu dat ook Perkamentus een bibliomaan is maar dat berust op een misverstand, al vertoont mijn verzamelgedrag regelmatig bibliomane trekken. Deze uitgave mag dan wel Desiderata's eersteling zijn, in mijn bibliotheek is het beslist niet de eerste uitgave waarin Bibliomanie een rol speelt. Mijn nieuwe aanwinst verkeert in goed gezelschap!


Sommige leden van dit gezelschap zijn mijn trouwe lezers welbekend; zoals een in kleine oplage (150 stuks) verschenen Duitse brochure over de 'Bücher-Narr' (München, 1909) die ik liet zien in: "Boekennar en boekenwurm", waarin ik schreef over het verschil tussen een bibliomaan (een 'boekennar') en een bibliofiel (de 'boekenwurm'). Deze twee begrippen liggen dicht naast elkaar en vaak is de grens, tussen wat nog wel en wat niet meer bibliofiel of bibliomaan is, onduidelijk.

Natuurlijk(!) is dit niet de enige antiquarische uitgave over bibliomanie in mijn bibliotheek en zeker niet de meest bekende. Wereldberoemd in dit genre - en vaak de eerste uitgave waaraan boekenkenners denken als het gaat over bibliomanie - is het boek van Thomas Frognall Dibdin (1776-1847): "The Bibliomania or Book-Madness..." (London 1809).
Van deze 'primus inter pares' bezit ik twee edities. Een moderne 'print on demand' (POD) uitgave van 'Tiger of the stripe' (Richmond, 2004) van de eerste editie uit 1809 die ook de boekensneuper al eens beschreef en de antiquarisch (meest uitgebreide) editie van 1876, uitgegeven door Chatto & Windus in Londen. Er is al veel over dit boek en zijn auteur geschreven dat ook op internet te vinden is; ik zal mij dus beperken. 


De eerste editie van Dibdins beroemde boek bevatte alleen een essay van nog geen honderd bladzijden. Het verscheen naar aanleiding van een gedicht geschreven door de medicus dr. John Ferriar (1761-1815), en opgedragen aan de bibliomaniak Richard Heber (1773-1833), getiteld: "The Bibliomania" (1809).
In zijn essay geeft Dibdin eerst een kort overzicht van beroemde boekenverzamelaars die het slachtoffer werden van bibliomanie. Vervolgens noemt hij de verschillende symptomen die wijzen op deze ziekte: "Symptoms of this disease are instantly known by a passion for 
I. Large Paper Copies, II. Uncut Copies, III. Illustrated Copies, IV. Unique Copies, V. Copies printed upon Vellum, VI. First Editions, VII. True Editions, VIII. A general desire for the Black Letter". Tot slot geeft hij aan hoe bibliomanie valt te genezen: "I. Reading useful works,
II. Reprints of scarce and valuable works, III. Editing our best ancient Writers, IV. Erections of public institutions" en "V. Encouragement of Bibliography".


Latere edities van Dibdin's werk bevatten zes extra hoofdstukken ("The Evening Walk, The Cabinet, The Auction Room, The Library, The Drawing Room" en "The Alcove") in de vorm van (tamelijk saaie) bibliografische dialogen tussen Dibdin (onder pseudoniem) en zijn vrienden (idem) waardoor het boek uiteindelijk met honderden pagina's groeide (de 1876 editie bevat ruim 600 pagina's!). Zijn roem dankt het boek niet aan deze dialogen maar aan de voetnoten daarbij. Die zijn vaak zo uitgebreid dat ze op vele bladzijden het grootste gedeelte uitmaken van de tekst. Ze bevatten talrijke fascinerende anekdotes over echte bibliomanen, uitgebreide beschrijvingen van hun boeken en collecties (en de prijzen die de boeken na hun dood op de veiling opbrachten) plus verhalen en anekdotes over opmerkelijke (vaak excentrieke) bibliothecarissen en bibliografen.

Veel minder bekend maar onder bibliofielen minstens zo begeerd is het boekje van
F. Somner Merryweather: "Bibliomania in the Middle Ages. Or, Sketches of Bookworms - Collectors, Bible Students - Scribes - and Illuminators, from the Anglo Saxon and Norman Periods, to the Introduction of Printing Into England; with Anecdotes, Illustrating the History of the Monastic Libraries of Great Britain, in the Olden Time" (London, 1849). In mijn bibliotheek staat de eerste editie van dit interessante (in eigen beheer uitgegeven en vaak herdrukte) werk in zijn originele linnen blind gestempelde band. Merryweather was net als Perkamentus een bibliofiel en een antiquarius, wat duidelijk blijkt uit zijn voorwoord.

"To him who feels no interest in the things of the past, who thinks it worthless and unprofitable to inquire into the ways and habits of the old time before us, I fear my book will be a dull volume to his mind, and receive but harsh censure at his hand. Can the reader view a grey old ruined pile, some crumbling fabric over which the ivy grows triumphantly and fast, as if striving to hide from mortal eyes the decay upon which it gloats; can he look upon so sad a picture and find no interest awaken? If so, I fear he will find but little pleasure in a page of mine.

Can he hold in his hand a manuscript, whose dazzling illuminations mark the labour some poor old monkish student bath bestowed upon it in times long gone by; and feel no delight and rapture as he turns back its crackling leaves? If he finds none then, he will gain none from a page of mine!
Can he enter a Gothic village church, on whose dull walls are preserved tablets, which bear down to posterity the virtues and honours of the humble forefathers of that quiet hamlet-or on whose oaken cornices are engraven the rude images that flashed through the brain of some neglected genius of obscure birth, and not feel an interest all absorbing, in pondering on these remains of ancient art? If he does not, I fear he will find but little pleasure in a page of mine. For I am one of those who love to seek knowledge in the black lettered folio, and luxuriate in exploring the membraneous volumes of a monastic age--who love to wander in quiet though among the ruined relics of other days, and delight to glean wisdom and content from the antiquities of a peaceful village sanctuary, and whose very soul is on fire when in the midst of a library, rich with the literature of old.
Reader; I have sketched my portraiture; if the expression be ungainly, let us part company at once".

Ed Schilders besteedt in zijn lezenswaardige: "Vergeten boeken, literaire curiosa en rariora, boekenvrienden en bibliomanen" (Amsterdam, 1986) in een heel hoofdstuk aandacht aan de uitgave van Somner Merryweather ("Twaalf maten gerst en een lijkkleed"). Het boek leest volgens hem: "als een avonturenroman uit de hoogtijdagen van de Romantiek. Plunderende barbaren, brandende kloosters, teruggevonden bibliotheken, strooptochten door heel Europa op zoek naar boeken, redding, verlies, onbetrouwbare leners en ijverige monniken die jarenlang werken aan één nieuw exemplaar van de Bijbel. Er zijn veel bibliografische gegevens beschikbaar over de vroegste Westeuropese perioden van het boekenbedrijf, maar ik ken geen schrijver die het leven met en voor boeken tussen vijf en vijftienhonderd zo tastbaar heeft gemaakt als Merryweather". 


Bibliomanie mag dan een verschijnsel zijn van alle tijden, in de middeleeuwen was men in kloosters vrijwel uitsluitend om de inhoud geïnteresseerd in manuscripten. De teksten werden gekopieerd en eventueel verlucht, en de verzamelde informatie en kennis, werd onderdeel van de kloosterbibliotheek. Manuscripten/boeken hadden vooral een praktisch nut en doel bij de uitvoering van religieuze taken, praktijk der devotie, studie of werkzaamheden. Ook tijdens de Renaissance ging het in de eerste plaats om de inhoudelijke informatie. Humanistische bibliofielen als Poggio Braccolini (1380-1459) graasden talloze stoffige kloosterbibliotheken met vroegchristelijke afschriften af op zoek naar verloren gegane teksten van Klassieke auteurs. 

Moderne bibliomanie (evenals het woord zelf) vindt zijn oorsprong in de achttiende eeuw met als hoogtepunt de negentiende eeuwse bibliomaan. Voor hem (de vrouwelijke bibliomaan is zeldzaam!) ging het vaak om het boek als begeerlijk object met bijzondere kenmerken zoals de fraaie band, de verzorgde typografie, bijzondere (gekleurde) illustraties of zeldzame afwijkende papiersoorten en -formaten. In zijn meest extreme vorm beperkte de boekenliefde zich tot het boek als (luxe) object. 


Een vurig pleidooi tegen de 18e-eeuwse bibliomaan, die zich vaak ontpopt als een bibliotaaf en uitsluitend boeken stapelt is de uitgave van L. Bollioud-Mermet: "De la Bibliomanie" (Paris, 1865). De eerste druk verscheen al in 1761. Mijn exemplaar (nr. 127), fraai gebonden in rood leer, is één van de 150 exemplaren op vergé papier van de tweede oplage van de herdruk in 1866. Uitgegeven in duodecimo door de "Academie des Bibliophiles. Société Libre pour la publication à petit nombre de livres rares ou curieux". Zowel de oorspronkelijke uitgave als de herdruk zijn zeldzaam. 


We laten Bollioud-Mermet nog even zelf aan het woord: "Concluons de tout ce que j’ai dit, que la Bibliomanie est le comble du ridicule pour ceux qui n’ont ni les dispositions ni la volonté de faire un usage sérieux des livres; que pour les gens d’étude et les connoisseurs, c’est une superfluité déraisonnable que de rassembler toutes les facultés, toutes les matières qu’un seul homme ne sauroit cultiver ; que ces collections, portées jusques au luxe et à la magnificence, sont l’effet d’un amour excessif du merveilleux et l’objet d’une prodigalité condamnable et ruineuse; que ce goût bizarre et libertin, qui fait donner la préférence à certains ouvrages où tout respire la frivolité et la licence, est un travers d’esprit odieux et méprisable, un dérèglement de cœur consommé, digne de la rigueur des lois et des anathèmes. Quiconque sera une fois bien convaincu de toutes ces vérités avouera que la destination primitive des livres est diamétralement opposée à tous ces excès ; qu’ils sont faits pour éclairer notre âme, pour corriger nos mœurs, et non pour les séduire et les pervertir; que leur véritable valeur ne dépend ni de leur grand nombre, ni des ornements qui les parent, mais seulement des choses utiles ou agréables qu’ils renferment. Contentons-nous donc de recueillir ceux que la brièveté de la vie et la portée de nos talents nous permettent de lire. Joignons-y encore ceux que les diverses fonctions de notre état nous obligent de consulter. Préférons la qualité bien choisie à la quantité superflue. Les plus précieux en apparence, et les plus richement ornés, sont souvent les moins instructifs.
Des éditions correctes, des reliures durables, doivent borner notre ambition" (blz. 74/75).  
Aldus de auteur die benadrukt dat wij ons niet moeten laten misleiden door te denken dat die prachtig opgetuigde bibliotheken zijn gebaseerd op respect voor de literatuur noch dat het op een voetstuk plaatsen van rijkelijk uitgevoerde titels een aanbidding of eerbetoon is aan de schrijvers. Niets daarvan! Het zijn louter trofeeën en triomfbogen voor de bibliomaan ter meerdere glorie van zijn merkwaardige ziekte ijdelheid!


Ter afsluiting nog wat klein grut uit mijn dozen met klein en/of marginaal drukwerk.
Wat dacht u van mijn exemplaar ('Hors Commerce') van het - in een oplage van veertig stuks - verschenen gedicht: "Bibliomanie of boekenliefde", van (bibliomaan) Boudewijn Büch (1948-2002) en: "De Bibliomaen", van Prudens Van Duyse (1804-1859), waarvan slecht 55 exemplaren zijn gedrukt door de Belgische Carbolineum Pers? Ik heb ze beiden al eens eerder op mijn blog getoond (hier en hier).


Van Gustav Flaubert (1821-1880) bezit ik uiteraard diens korte verhaal: "De Bibliomanie", een in linnen gebonden luxe-exemplaar (één van de tweehonderd), geïllustreerd en gesigneerd door de illustrator Kurt Löb (1926-2015) en uitgegeven door De Mandarijn (Gorinchem, 1982). Hierin maken we kennis met Giacomo een boekverkoper in Barcelona; "Hij was zwijgzaam en in zichzelf gekeerd, somber en droefgeestig. Hij had maar één gedachte, één liefde, één harstocht: boeken. En deze liefde, deze hartstocht verteerde hem innerlijk, versleet zijn dagen en verslond zijn bestaan".


Van deze uitgave bestaat overigens ook een gewone ongebonden editie die voor luttele euro's wordt aangeboden op diverse antiquarische websites. Schaarser is: "A Gentle Obsession" met acht gedichten over Bibliomanie geschreven door Eugene Field (1850-1895), uitgegeven in een beperkte oplage van 200 stuks, door Kopwit (Leiden, 2007).
Hierin staan ondermeer: "The Bibliomaniac's Prayer" en "The Bibliomaniac's Bride"... 

"The women-folk are like to books -
Most pleasing to the eye,
Whereon if anybody looks
He feels disposed to buy."


We eindigen dit overzicht met twee moderne - nog steeds goed verkrijgbare - Engelstalige publicaties, die vermoedelijke bij elke serieuze boekenliefhebber in de kast staan.
Vlot geschreven zijn alle boeken van journalist Nicolas A. Basbanes maar zijn meest bekende is wel: "A Gentle Madness. Bibliophiles, Bibliomanes, and the Eternal Passion for Books" (New York, 1995). De focus ligt op de Engels/Amerikaanse boekenwereld, bibliofilie en bibliomanie en het bevat veel informatie over hoe verzamelaars en bibliotheken overzee te werk gingen bij hun jacht op boeken (op het Europees continent). 


Klassiek inmiddels is: “The anatomy of bibliomania” (London, 1930) van Holbrook Jackson (1874-1948). Daarvan bestaan diverse heruitgaven zoals die van mij uit 1981.
Het is een rijk compendium van auteurs en publicaties (door de eeuwen heen) over de boekenliefde in al zijn vormen, gelardeerd met honderden citaten en talrijke verwijzingen. Verschillende hoofdstukken gaan over Bibliomanie en wat hij daarover vond in diverse uitgaven van bekende boekenliefhebbers.


Bij het bladeren door de auteursindex kwam ik ook de naam van Charles Nodier tegen met een paar verwijzingen. "Charles Nodier loved books, but he was no bibliomane ordinaire, with him love was keen, active, persevering, passionate, and always directed and animated par le goût le plus fin, le discernement le plus exquis et le plus délicat, the finest taste and the most exquisite and delicate discrimination", aldus Holbrook Jackson (blz. 602). Echter geen zin en geen citaat uit -, noch maar één woord over "Le Bibliomane" en die goeie Théodore. Zelfs geen derde linie! Hoe onterecht dat is kan iedere boekenliefhebber nu zelf constateren dankzij die fraaie (her)uitgave van de Stichting Desiderata.

vrijdag 12 maart 2021

Amsterdam volgens Urbaen


In 1873 en 1874 verscheen in het maandblad: "Het Leeskabinet. Mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde kringen" (Amsterdam, 1834-1903) een serie artikelen onder de titel: "Kijkjes in de hoofdstad" geschreven door ene 'Urbaen'. Achter dit pseudoniem ging de in Nieuwer-Amstel geboren Martinus Kalf(f) (1847-1898) schuil die een gepassioneerd liefhebber was van de geschiedenis van de hoofdstad. Kalf(f) werd later redacteur van "'t Handelsblad" en wist wel hoe je smakelijke stukjes moest schrijven...


"Een eindje verder staat insgelijks een afstammeling van Mozes, die een 'onverbreekbaar middel' aanbiedt, om alle gebroken porselein, glas en aardewerk te lijmen. Hij doorspekt zijn aanprijzing met allerlei uitheemsche woorden, en menige huismoeder, wijzende hoe zij de kanten van het gebroken voorwerp slechts heeft te 'besmeren' met een weinig van het lijmpoeder opgelost in water, smeert hij alvast een pakje gemalen krijt aan. Van klagen heeft hij nooit last; want niemand wil om zulk een bagatel weten, dat hij bedrogen is.

Alweer iets verder staan de nakomelingen van het uitverkoren volk met oudroest en nieuw ijzerwerk, zuur en eieren, schrijfbehoeften, kramerijen, kleedingstukken en honderden zaken meer. Als een der belangrijkste en uitgebreidste winkelgelegenheden, komen de boekenstalletjes in aanmerking, die dagelijks, uitgenomen Zon- en Feestdagen, aanwezig zijn. Op de weekmarkt vooral zijn ze rijk voorzien, inzonderheid van bijbels en kerkboeken, die de buitenlui altijd met graagte verslinden. De meesten dier zogenaamde 'boekenjoden' houden er tevens winkels op na en zijn zeer welvarend. Met een weinig overleg, komt men gewoonlijk goed bij hen terecht. Zij overvragen naar gelang zij hun kooper al of niet bij de pinken achten, maar meestal kan men toch meer dan driederden afdingen. Als men ze uit hun luim wil helpen, moet men ze geven wat ze eischen; want dan hebben ze spijt tot over hun ooren, van niet meer te hebben gevraagd." ("Kijkjes in de Hoofdstad; XVI. De Botermarkt").

De historische 'kijkjes' van Kalf(f) "meestal in den vorm van luchtige en vluchtige causerieën" werden geschreven in een tijd dat de stad zijn vleugels uitsloeg en buiten de 19de eeuwse grachtengordel tot ontwikkeling kwam. "Niet alleen zijn talrijke gemeenschapswegen, met fraaie bruggen, aangelegd en zijn ontelbare huizen opgetrokken, maar geheele kaden, straten en wijken zijn in aanbouw; terwijl gelijktijdig twee prachtige Roomsche kerken, in dertiende-eeuwsch-Gothieken stijl, uit de grond zijn opgerezen". Grootse plannen (Plan van Van Niftrik, later Plan Kalff) en veranderingen dus; ook op het gebied van de infrastructuur, zoals het verdwijnen van het open havenfront door de gedeeltelijke demping van het IJ, ten behoeve van de aanleg van een spoorweg en de bouw van een nieuw centraal personenstation (Station Amsterdam Centraal).


De stukjes van Kalf(f) bleken mateloos populair bij het grote publiek. Ze werden gezocht, verzameld en gebundeld. Een dergelijke particuliere verzamelbundel, gebonden in bruin halflinnen band met gemarmerde platten, kocht ik onlangs bij het Haagse antiquariaat Arine van der Steur. Mijn aanwinst bevat alle eenentwintig stukjes met de illustraties die in 1873 in "Het Leeskabinet" verschenen. Bijna de volledige serie, op zes na die in 1874 verschenen, maar in ieder geval uitgebreider dan de verzamelbundel die te raadplegen is via Google.
Die heeft, opmerkelijk genoeg, een identieke boekband maar bevat alleen de eerste zeventien afleveringen. Alle in 1874 verschenen stukjes kunt u overigens hier lezen. 


De in "Het Leeskabinet" verschenen serie is de bron voor de later verschenen gebundelde uitgaven van Kalf(f) en veel van wat werd beschreven vinden we (soms letterlijk) terug in: "Amsterdam in plaatjes en praatjes" (Amsterdam 1876, herdrukt in 1878) en "In 't hartje der stad. Oud en nieuw Amsterdam" (Amsterdam, z.j. [1880]), een premie-uitgave van de "Amsterdamsche Courant" (met lithografieën van Johan Braakensiek). Dit kopieer- en plakwerk geldt nadrukkelijk niet voor de gelithografeerde afbeeldingen van Amsterdam.
Die zijn in elke uitgave weer anders en geven een mooi beeld van de sfeer in de hoofdstad aan het einde van de negentiende eeuw. Vreemd genoeg vond ik een aantal daarvan - waaronder de in dit stukje getoonde illustraties - niet terug in de beeldbank van het stadsarchief Amsterdam.


Kalf(f) behoort met zijn 'Amstelodamica' tot de negentiende eeuwse stadsbeschrijvers van Amsterdam maar is veel minder bekend dan zijn tijdgenoot Jan ter Gouw (1814-1894), die altijd bereid was om Kalf(f) van informatie te voorzien en hem zei: "Je weet net genoeg van Amsterdam om te begrijpen, dat je er niets van weet".
De sfeervolle schetsen van Kalf(f) zijn nog steeds de moeite waard om gelezen te worden en ze geven, naast bekende historische gegevens, regelmatig bijzondere informatie over zijn eigen tijd, die weer niet in andere bronnen is terug te vinden. Bovendien vind ik zijn onderwerpskeuze soms verrassend. Wie anders heeft er zo uitvoerig geschreven over 'De Viadukt' (het spoorwegviaduct tussen de huidige Buiten Oranjestraat en de Grote Bickerstraat) met het aangrenzende landhoofd, bestaande uit 75 penanten en 72 overwelfde openingen, (thans 'Tussen de Bogen') dat de Staatsspoorweg in 1870 liet aanleggen aan de westkant van het Centraal Station? Waar anders vinden we een sfeervol schetsje (met afbeelding!) van ''t Hol', een sloppenbuurtje hartje centrum iets ten noorden van de Nieuwe Kerk waar iedereen tante Piet kende, "een figuur van acht koppen"?


Bijlage: Overzicht van de historische schetsen en afbeeldingen (lithografieën) verschenen in "Het Leeskabinet". 

In 1873:

I. De Schouwburg
II. De Omnibus
III. Eene nieuwe Schilderijzaal
IV. Het Vondelpark
V. Het Paleis voor Volksvlijt
VI. De Viadukt
VII. De Beurs
VIII. Arti et Amicitiae
IX. De IJzeren Kapel
X. De Dam 
XI. Het Paleis
XII. De Handelmaatschappij
XIII. De Nederlandsche Bank
XIV. Het Oostindische Huis
XV. Het Grootboek (St. Jorishof)
XVI. De Botermarkt
XVII. De Nieuwmarkt
XVIII. Het Zeemanshuis
XIX. Zeemanshoop  
XX. Het Post- en Telegraafkantoor
XXI. De Schreierstoren


De afbeeldingen, twee op één bladzijde, zijn alle (m.u.v. nummer acht) van lithograaf C.C.A. Last (1808-1876) en gedrukt door steendrukkerij P. Blommers in Den Haag). Ze tonen:

  1. De viaduct van den Staatspoorweg (Doorgang vóór de Bikkerstraat) / Gezicht op den Viaduct en het Landhoofd
  2. Het Paleis / De Beurs
  3. De Handelmaatschappij / De Nederlandsche Bank
  4. De Waag (Nieuwe Markt) / Rembrandt (Botermarkt)
  5. Arti et Amicitiae / Paleis voor Volksvlijt
  6. Het Zeemanshuis / Zeemanshoop
  7. Het Post- en Telegraafkantoor / De Schreierstoren
  8. Uitslaande afbeelding (facsimile) van het tolprivilege van Graaf Floris de V, uit 1275
In 1874 verschenen in "Het Leeskabinet" nogmaals zes stukjes die, wonderlijk genoeg, niet zijn genummerd XXII t/m XXVII maar XX t/m XXV!:

XX. De Westermarkt 
XXI. De Lieve Vrouwenkerk 
XXII. Het Trippenhuis (NB. foutief genummerd XVI)
XXIII. Felix Meritis 
XXIV. Het Binnen Gasthuis
XXV. Het Werkhuis

Met afbeeldingen van:
  1. De Westerkerk / Onze Lieve Vrouwekerk
  2. Het Trippenhuis / Felix Meritis
  3. Het Gasthuis / Het Werkhuis

dinsdag 2 maart 2021

Het jaar geboekt, februari 2021

In de rubriek 'Het jaar geboekt' (zie tabblad bovenaan) houd ik bij wat ik gedurende het lopende jaar per maand bij elkaar verzamel. Na afloop van de maand verplaats ik de lijst met aanwinsten naar de startpagina c.q. homepage en geef ik 'de cijfers'. In de rubriek blijven de voorgaande maand(en) als hyperlink aanwezig. Raadpleeg dus regelmatig de nieuwe rubriek om te zien of er aanwinsten zijn bijgekomen (of wacht op het maandoverzicht).

Februari 2021; de cijfers...

Totaal aantal objecten: 5.
Gekocht: 2.
Gekregen: 3 (NB. nr. 5 twee maal!).

Totaal uitgegeven: € 148,05 euro (incl. verzendkosten).
Gedeeld door 2 is gemiddeld: € 74,03 euro per object.

Bij de drukker/uitgever: 1 (1).
Via (online) antiquariaat: 1 (4).

Modern: 1 (5).
Marge & klein bibliofiel drukwerk: 3 (1, 2, 3).
Old & rare: 1 (4).

Februari 2021: de aanwinsten...

1. F.B. Hotz: "Joop, Jan en meneer Ginsberg" (Kalmthout, 2021). Door De Carbolineumpers fraai uitgegeven jeugdherinneringen van de schrijver B.F. Hotz (1922-2000) aan het Leidse antiquariaat. Met een brief van Hans van Straten en een nawoord door Arne Steenkamp. Oplage: 65 genummerde exemplaren met geelpapieren band in cassette (ik bezit nr. 12). Direct via de uitgever gekocht (na ontvangst van de prospectus) voor € 70,- euro (incl. verzendkosten).


2. "Desiderata" (Tilburg, 2021). Uitgave (met een door Ed Schilders geschreven top tien lijstje van dringend gewenste, maar onvindbare titels) aangeboden aan leden van het Genootschap van boekenvrienden Desiderata, tevens bewijs van lidmaatschap. Perkamentus antiquarius werd m.i.v. 15 februari 2021 lid, nr.  VE21-0339.


3. [J. Veth] "Paul Verlaine. De rampspoed staat gevreten in de felle knepen" (Tilburg, 2020). Tekst van Jan Veth voor het eerst verschenen in "De Nieuwe Gids" (1892-1893) en opnieuw uitgebracht bij gelegenheid van de opname van de Verlaine-buste in het verkoopassortiment van Schrijversbeelden.nl. Gekregen bij aanwinst nr. 2.


4. Urbaen (M. Kalf(f)): "Kijkjes in de hoofdstad" (Amsterdam, 1873). Particulier samengestelde bundel met alle eenentwintig historische schetsen (inclusief de litho's) die verschenen in: "Het Leeskabinet" van 1873. Gebonden in bruin halflinnen band met gemarmerde platten. Gekocht met vriendenkorting bij antiquariaat Arine van der Steur voor
€ 78,05 euro (incl. verzendkosten). Binnenkort meer hierover in: "Amsterdam volgens Urbaen".


5. Ch. Nodier: "De bibliomaan" (Tilburg, MMXXI). Vertaling uit het Frans door Martin Hulsenboom. Met bibliomaniakale aantekeningen door Ed Schilders & een biografische schets door Peter IJsenbrant. Eerste uitgave van de Stichting Desiderata. Ik ontving twee exemplaren. Eén voor de leden van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen (met een voorwoord door de voorzitter van het NGB) dat niet in de handel verscheen. De ander is de publieksuitgave met een voorwoord van Bart van Loo. Gebonden en fraai geïllustreerd met een 'elzevierometer' als boekenlegger (ondanks de twee leeslinten).